ECLI:NL:RVS:2017:787

Raad van State

Datum uitspraak
24 maart 2017
Publicatiedatum
24 maart 2017
Zaaknummer
201700571/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen uitwerkingsplan Vleuterweide, Centrum, fase 2

Op 24 maart 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen ASR Dutch Prime Retail Fund en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Het verzoek was gericht tegen het besluit van 22 november 2016, waarbij het college het uitwerkingsplan "Vleuterweide, Centrum, fase 2" heeft vastgesteld. ASR en anderen hebben bezwaar gemaakt tegen de woningbouw in het oostelijke deel van het plangebied, waar maximaal 50 woningen mogen worden gebouwd. Ze vrezen een toename van de parkeerdruk en verkeersonveiligheid in de omgeving.

Tijdens de zitting op 13 maart 2017 is het verzoek behandeld. ASR en anderen stelden dat de beoogde woningbouw zou leiden tot een toename van de parkeerdruk, omdat een tijdelijk parkeerterrein opgeheven zou worden. Ook werd gewezen op de negatieve invloed van de verkeerssituatie ter plaatse van een complex kruispunt. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat de spoedeisendheid niet was aangetoond. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verkeerssituatie niet onaanvaardbaar zou worden door de nieuwbouw en dat de parkeerbehoefte adequaat was ingeschat door het college.

De voorzieningenrechter wees het verzoek af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter in voorlopige voorzieningen geen bindend oordeel geeft over de bodemprocedure, maar enkel de spoedeisendheid van het verzoek beoordeelt.

Uitspraak

201700571/2/R6.
Datum uitspraak: 24 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
ASR Dutch Prime Retail Fund, gevestigd te Utrecht, en anderen,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2016 heeft het college het uitwerkingsplan "Vleuterweide, Centrum, fase 2" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben ASR en anderen beroep ingesteld.
ASR en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
BPD Ontwikkeling B.V. en anderen en het college hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 maart 2017, waar ASR en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.J.H. Hulshof, advocaat te Arnhem, en het college, vertegenwoordigd door mr. T. Brouwer en mr. P.H. Meijer, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting BPD Ontwikkeling B.V. en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.S. Haakmeester, advocaat te Baarn, vergezeld door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet in de bouw van maximaal 95 woningen, verdeeld in een oostelijk deel (blok 3) en een westelijk deel (blok 4). Ter zitting is vast komen te staan dat de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van 45 woningen in het westelijke deel thans onherroepelijk is, aangezien het daartegen gemaakte bezwaar is ingetrokken. Ter zitting is namens ASR en anderen meegedeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening is gericht tegen de woningbouw in het oostelijke deel van het plangebied. Ter zitting is meegedeeld dat de daarvoor benodigde omgevingsvergunningen zullen worden verleend nadat het plan in werking is getreden. Gelet hierop bestaat een spoedeisend belang bij een eventuele schorsing van de plandelen in de oostelijke helft van het plangebied, waar nog maximaal 50 woningen mogen worden gebouwd.
3.    Aan het verzoek om een voorlopige voorziening leggen ASR en anderen ten grondslag dat de beoogde woningbouw zal leiden tot een toename van de parkeerdruk in de directe omgeving, omdat een tijdelijk parkeerterrein dat in het plangebied ligt wordt opgeheven. Tevens leidt het plan tot een toename van de verkeer en dat heeft een negatieve invloed op de reeds bestaande verkeersonveilige situatie ter plaatse van het kruispunt van de wegen Zuiderburcht, Buiten de Burchten, Hardenbroek, Moersbergen en de busbaan.
De overige beroepsgronden van ASR en anderen, die betrekking hebben op de gestelde rechtsonzekerheid van artikel 4, lid, 4.3.1, onder d, van de planregels en de gestelde strijd met de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan "Vleuterweide, Vleuten", betreffen geen aspecten die in het kader van het verzoek om een voorlopige voorziening bespreking behoeven.
4.    Het plangebied grenst aan de zuidkant van het winkelcentrum Vleuterweide. In het plangebied - dat een braakliggend terrein betreft - is een tijdelijk parkeerterrein aangelegd vanwege de parkeerdruk op het bestaande parkeerterrein Zuiderburcht. Ter zitting is gebleken dat niet in geschil is dat voor bezoekers van het winkelcentrum op zich voldoende parkeergelegenheid in de omgeving aanwezig is. Voorts is niet is geschil dat de parkeerdruk - als gevolg van de locaties van sommige winkels - wel ongelijk is verdeeld. Sommige parkeerplaatsen liggen relatief ver weg en worden daardoor weinig gebruikt, terwijl het parkeerterrein Zuiderburcht
- dat het dichtstbij die winkels ligt - juist veel wordt gebruikt.
Anders dan ASR en anderen stellen hoeft het voorliggende plan geen oplossing te bieden voor de bestaande parkeerproblemen rondom het winkelcentrum. Het plan dient te voorzien in voldoende parkeerplaatsen voor de toekomstige woningen, zodat de bestaande parkeerdruk niet toeneemt. De grond waarop het tijdelijke parkeerterrein is aangelegd was in het bestemmingsplan "Vleuterweide, Vleuten" bestemd voor wonen en derhalve nooit bedoeld als parkeerterrein. Overigens is ter zitting gebleken dat overleg wordt gevoerd tussen partijen over oplossingen voor de hoge parkeerdruk op het parkeerterrein Zuiderburcht bij het winkelcentrum.
5.    Wat betreft de parkeerbehoefte voor de toekomstige woningen is ter zitting namens het college toegelicht dat daarbij is uitgegaan van de 95 woningen die het plan toestaat, maar dat omgevingsvergunningen zijn en zullen worden aangevraagd voor in totaal 89 woningen. Uitgaande van 95 woningen met een oppervlakte van 80 tot 130 m2 bruto vloeroppervlakte (hierna: bvo), volgt uit de gemeentelijke 'Nota Parkeernormen Fiets en Auto' uit 2013 - gebaseerd op kencijfers van de CROW - dat in het plangebied in totaal 129 parkeerplaatsen nodig zijn. Ook is ter zitting toegelicht aan de hand van kaartmateriaal dat in het plangebied 135 parkeerplaatsen zullen worden aangelegd voor de bewoners en daarnaast nog 12 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Dat enkele van de 89 woningen een grotere oppervlakte zullen hebben dan 130 m2 zoals ASR en anderen stellen, geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid van een gemiddelde oppervlakte van 80 tot 130 m2 bvo heeft kunnen uitgaan bij het berekenen van de parkeerbehoefte. Daarbij is van belang dat minder woningen zullen worden gebouwd dan waarvan in de berekeningen is uitgegaan en tevens meer parkeerplaatsen zullen worden aangelegd dan op basis van de gemeentelijke parkeernota benodigd zijn.
6.    Voor zover ASR en anderen wijzen op de mogelijkheid om bij elke woning in het plangebied een bedrijf aan huis en een bed & breakfast te beginnen en dit leidt tot een grotere parkeerbehoefte dan waar het college van is uitgegaan, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Ter zitting is namens het college toegelicht dat in de gemeentelijke parkeernormen rekening is gehouden met bezoekers en dat voor functies zoals een bedrijf aan huis of een bed & breakfast, die ook bezoekers kunnen trekken, geen hogere parkeernormen gelden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een situatie waarin bij elke woning sprake is van een bedrijf aan huis dan wel een bed & breakfast geen representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden van het plan. Het college hoefde bij de berekening van de parkeerbehoefte dan ook niet van die situatie uit te gaan. Gezien de beperkingen die aan de omvang en aard van deze functies zijn gesteld in artikel 4, lid 4.3.1 en lid 4.3.2, van de planregels en het gegeven dat bij berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen ook rekening mag worden gehouden met dubbelgebruik, hebben ASR en anderen vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat het college een hogere parkeernorm had moeten hanteren. De voorzieningenrechter volgt ASR en anderen dan ook niet in hun betoog dat de verwachte parkeerbehoefte door het college is onderschat.
7.    Ten aanzien van de gestelde toename van de verkeersonveiligheid als gevolg van het plan, is door BPD Ontwikkeling B.V. en anderen de vraag opgeworpen of het relativiteitsvereiste als bedoeld in artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan een vernietiging van het bestreden besluit op dit punt. Die vraag leent zich echter niet voor behandeling in een procedure waarbij om een voorlopige voorziening wordt verzocht. De verkeerstoename als gevolg van de woningen die in het plangebied zullen worden gebouwd is, gelet op de totale verkeersintensiteiten in deze omvangrijke nieuwbouwwijk, niet zodanig dat daarmee aannemelijk is gemaakt dat dit tot een onaanvaardbare verkeerssituatie zal leiden ter plaatse van het dubbele kruispunt van de wegen Zuiderburcht, Buiten de Burchten, Hardenbroek en Moersbergen, met daartussen een busbaan. Bovendien blijkt uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting dat de verkeersonveilige situatie niet door de verkeersintensiteiten, maar met name wordt veroorzaakt doordat dit complexe kruispunt onoverzichtelijk is voor de diverse verkeersdeelnemers. De wijze waarop het kruispunt is aangelegd en ingericht is een kwestie van uitvoering, een aspect dat in een procedure tegen een uitwerkingsplan niet aan orde kan worden gesteld. Overigens is ter zitting meegedeeld dat inmiddels concrete voorstellen zijn gedaan die de verkeersveiligheid op dit kruispunt kunnen verbeteren en dat die voorstellen wordt bestudeerd.
8.    Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat niet staande kan worden gehouden dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, vereist dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen, zodat het verzoek wordt afgewezen.
9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, griffier.
w.g. Uylenburg    w.g. Vreugdenhil
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2017
571.