ECLI:NL:RVS:2017:782

Raad van State

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
201604222/3/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor het kappen van bomen in Schiedam

Op 22 maart 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker], wonend te Schiedam, tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 april 2016. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 20 november 2014 door het college van burgemeester en wethouders van Schiedam was verleend voor het kappen van één boom in de Stephensonstraat en drie bomen in de Wattstraat, met een voorschrift tot herplant. Het college had het bezwaar van [verzoeker] tegen deze vergunning niet-ontvankelijk verklaard, omdat de afstand tussen zijn woning en de te kappen bomen meer dan 100 meter bedraagt. De rechtbank had het beroep van [verzoeker] ongegrond verklaard.

[Verzoeker] stelde dat het niet noodzakelijk was om direct tot het kappen van de bomen over te gaan en dat de verplichting tot aanplant van de boomsoort Robinia Bessonia onterecht was, omdat deze boomsoort niet bloeit. Aangezien hij imker is en zijn bijen tot 3 kilometer vliegen, pleitte hij voor bloeiende boomsoorten in het belang van zijn bijen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om te veronderstellen dat de eerdere uitspraak en het besluit van de rechtbank niet in stand zouden blijven. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 maart 2017.

Uitspraak

201604222/3/A1.
Datum uitspraak: 22 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Schiedam,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 april 2016 in zaak nr. 15/4053 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam.
Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2014 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van één boom in de Stephensonstraat en drie bomen in de Wattstraat te Schiedam en daaraan een voorschrift tot herplant verbonden.
Bij besluit van 20 mei 2015 heeft het college opnieuw besloten op het daartegen gemaakte bezwaar en, voor zover thans van belang, het bezwaar, voor zover gemaakt door [verzoeker], niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 25 april 2016 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
[verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld, dat op 21 maart 2017 ter zitting is behandeld. Hij heeft na die zitting de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.
2. Het college heeft de aanvraag om omgevingsvergunning getoetst aan artikel 2.18 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 6 van de Bomenverordening Schiedam 2011. Omdat er geen gronden waren om de omgevingsvergunning te weigeren, heeft het college de vergunning verleend. Het college heeft het bezwaar van [verzoeker] tegen de verleende omgevingsvergunning niet-ontvankelijk verklaard, omdat de afstand tussen zijn woning en de te kappen bomen meer dan 100 m bedraagt. De rechtbank heeft het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. [ verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat het niet noodzakelijk is direct tot het kappen van de bomen over te gaan. Hij wijst er verder op dat de omgevingsvergunning ten onrechte verplicht tot de aanplant van de boomsoort Robinia Bessonia. Volgens [verzoeker] is dit geen bloeiende boomsoort. Nu hij imker is en zijn bijen tot 3 km vliegen, is het in het belang van zijn bijen dat er wordt gekozen voor boomsoorten die bloeien.
3.1. De voorzieningenrechter is op voorhand van oordeel dat onvoldoende aanknopingspunten bestaan voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak en het bij de rechtbank bestreden besluit niet in stand zullen blijven, althans dat de omgevingsvergunning en het daaraan verbonden voorschrift tot herplant uiteindelijk niet in stand zullen blijven. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
4. Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Pieters
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2017
473.