ECLI:NL:RVS:2017:781

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2017
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
201605810/4/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van staatsraad mr. C.H.M. van Altena in bestuursrechtelijke procedure

Op 16 maart 2017 heeft de Raad van State een verzoek tot wraking ingediend door [verzoeker] tegen staatsraad mr. C.H.M. van Altena, die betrokken was bij de behandeling van een bestuursrechtelijke zaak. Het verzoek werd ingediend omdat [verzoeker] vreesde dat de staatsraad partijdig zou zijn, aangezien hij op dezelfde zitting meerdere zaken diende te behandelen. De Afdeling heeft het verzoek op dezelfde dag behandeld en [verzoeker] gehoord.

De Afdeling heeft het wrakingsverzoek afgewezen. De enkele omstandigheid dat meerdere zaken op één zitting worden behandeld, is niet voldoende om te concluderen dat er sprake is van (schijn van) partijdigheid. De Afdeling oordeelde dat er geen objectief gerechtvaardigd vermoeden was dat de staatsraad niet in staat zou zijn om alle stukken van de zaak te bestuderen.

Daarnaast heeft de Afdeling overwogen dat de gronden die [verzoeker] aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd, niet betrekking hebben op de persoon van de staatsraad en daarom niet als wrakingsgrond kunnen worden aangemerkt. De Afdeling concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar zouden kunnen brengen.

Tot slot heeft de Afdeling vastgesteld dat [verzoeker] misbruik maakt van het recht om wrakingsverzoeken in te dienen, aangezien de gronden van het verzoek grotendeels overeenkwamen met eerdere verzoeken die reeds waren afgewezen. De Afdeling heeft daarom besloten dat een volgend verzoek om wraking met dezelfde strekking niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

201605810/4/A2.
Datum beslissing: 16 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Bij elektronisch verzonden bericht, ingekomen bij de Raad van State op 16 maart 2017, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. C.H.M. van Altena als lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van zaak nr. 201605810/3/A2.
Staatsraad Van Altena heeft niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 16 maart 2017 ter openbare zitting behandeld, waar [verzoeker] is gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 16 maart 2017 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen en bepaald dat een volgend verzoek om wraking met dezelfde strekking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Overweging
1.    Artikel 8:15 van de Awb luidt: "Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden."
2.    [verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat door het feit dat de staatsraad op de zitting van 16 maart 2017 vijf zaken te behandelen heeft, bij hem de vrees is gewekt dat zij de stukken van zijn zaak niet heeft gelezen en daarom partijdig zal zijn.
2.1.    De enkele omstandigheid dat meerdere zaken op één zitting worden behandeld, levert geen objectief gerechtvaardigd vermoeden op voor (schijn van) partijdigheid van de staatsraad. Geen grond bestaat voor het oordeel dat de hoeveelheid zaken die op één zitting worden behandeld, meebrengt dat het voor de staatsraad onmogelijk is om alle stukken te bestuderen, zoals [verzoeker] vreest.
3.    Voor zover [verzoeker] aan zijn verzoek tevens ten grondslag heeft gelegd dat de schijn van partijdigheid is gewekt omdat de staatsraad zijn verzoek om prof. dr. A.J.C.C.M. Loonen als deskundige te benoemen dan wel als getuige op te roepen niet heeft gehonoreerd, overweegt de Afdeling dat deze grond ziet op een processuele beslissing van de staatsraad als lid van de enkelvoudige kamer. Deze beslissing staat niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure, nu het instrument van wraking volgens vaste jurisprudentie niet is bedoeld om als rechtsmiddel tegen processuele beslissingen te worden aangewend. Zodanige beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien deze op zich dan wel in onderlinge samenhang bezien een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid van de staatsraad die de betrokken beslissing of beslissingen heeft genomen. Hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd biedt geen grond voor het oordeel dat hiervan in dit geval sprake is.
4.    Voor zover [verzoeker] aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd dat de Nederlandse wetgeving en het Nederlandse rechtssysteem niet deugdelijk zijn en geen waarborgen bieden voor een eerlijk proces en dat hem uit eerdere procedures is gebleken dat staatsraden partijdig zijn, overweegt de Afdeling dat deze gronden geen betrekking hebben op de persoon van de staatsraad en daarom niet als wrakingsgrond kunnen worden aangemerkt.
5.    Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat er geen grond is voor het oordeel dat sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
6.    De Afdeling is voorts van oordeel dat [verzoeker] met zijn wrakingsverzoek de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen oneigenlijk gebruikt. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat [verzoeker] aan zijn verzoeken nagenoeg gelijke gronden ten grondslag heeft gelegd als aangevoerd in eerdere wrakingsverzoeken, die de Afdeling gemotiveerd heeft afgewezen. Bovendien heeft een groot deel van de door [verzoeker] naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen betrekking op de persoon van de staatsraad. Het heeft met name betrekking op de Nederlandse wetgeving en het Nederlandse rechtssysteem. De Afdeling bepaalt daarom dat een volgend verzoek om wraking met dezelfde strekking als het onderhavige in deze zaak wegens misbruik niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Spoel en mr. J. Kramer, leden, en mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Deen
voorzitter    griffier
604.