ECLI:NL:RVS:2017:779

Raad van State

Datum uitspraak
9 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
201604183/4/A2 en 201604165/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van staatsraad mr. E. Steendijk in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft verzoeker op 8 maart 2017 een wrakingsverzoek ingediend tegen staatsraad mr. E. Steendijk, die belast was met de behandeling van de zaak met nummer 201604165/1/A2. Op 9 maart 2017 heeft verzoeker opnieuw een wrakingsverzoek ingediend, ditmaal met betrekking tot staatsraad Steendijk in de zaak 201604183/3/A2. De wrakingsverzoeken werden op 9 maart 2017 ter openbare zitting behandeld, waarbij verzoeker niet aanwezig was. Staatsraad Steendijk heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om gehoord te worden. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de verzoeken om wraking afgewezen, omdat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was aangetoond. De Afdeling oordeelde dat de gronden van verzoeker niet betrekking hadden op de persoon van staatsraad Steendijk, maar eerder op de Nederlandse wetgeving en eerdere beslissingen van de staatsraad. De Afdeling heeft ook bepaald dat een volgend verzoek om wraking met dezelfde strekking niet in behandeling zal worden genomen, gezien het misbruik van het wrakingsinstrument door verzoeker. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, in aanwezigheid van de leden mr. S.F.M. Wortmann en mr. J.A. Hagen, en griffier mr. G.J. Deen.

Uitspraak

201604183/4/A2 en 201604165/2/A2.
Datum beslissing: 9 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op de verzoeken van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Bij elektronisch verzonden bericht, ingekomen bij de Raad van State op 8 maart 2017, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. E. Steendijk als lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van zaak nr. 201604165/1/A2.
Bij elektronisch verzonden bericht, ingekomen bij de Raad van State op 9 maart 2017, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad Steendijk als lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van zaak nr. 201604183/3/A2.
Staatsraad Steendijk heeft niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft de wrakingsverzoeken op 9 maart 2017 ter openbare zitting aan de orde gesteld, waar [verzoeker] niet is verschenen.
Staatsraad Steendijk heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 9 maart 2017 heeft de Afdeling de verzoeken om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen en bepaald dat een volgend verzoek om wraking met dezelfde strekking in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen.
Gronden:
1. Artikel 8:15 van de Awb luidt: "Op verzoek van een partij kan elk lid van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden."
Artikel 8:18 van de Awb luidt:
"1. "Het verzoek om wraking wordt zo spoedig mogelijk ter zitting behandeld door een meervoudige kamer waarin de rechter wiens wraking is verzocht, geen zitting heeft.
2. De verzoeker en de rechter wiens wraking is verzocht, worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. De bestuursrechter kan ambtshalve of op verzoek van de verzoeker of de rechter wiens wraking is verzocht, bepalen dat zij niet in elkaars aanwezigheid zullen worden gehoord.
3. De bestuursrechter beslist zo spoedig mogelijk. De bestuursrechter spreekt de beslissing in het openbaar uit. De beslissing is gemotiveerd en wordt onverwijld aan de verzoeker, de andere partijen en de rechter wiens wraking is verzocht medegedeeld.
4. In geval van misbruik kan de bestuursrechter bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing melding gemaakt.
5. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open."
Artikel 8:10a, vierde lid, van de Awb luidt: "De meervoudige kamer kan een zaak voorts verwijzen naar een grote kamer, indien haar dit met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling geraden voorkomt. De eerste zin geldt niet, indien de zaak aanhangig is bij een gerechtshof."
Artikel 4, tweede lid, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 (hierna: de Wrakingsregeling) luidt: "De verzoeker en het lid wiens wraking is verzocht, worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord."
2. [verzoeker] heeft verzocht om de behandeling van de wrakingsverzoeken niet op 9 maart 2017 te laten plaatsvinden, maar op een later moment. Voorts heeft [verzoeker] verzocht om verwijzing van de wrakingsverzoeken naar een grote kamer, waarin zowel de vice-president van de Raad van State als de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak zitting hebben, omdat de leden van de meervoudige kamers die eerdere wrakingsverzoeken van hem hebben behandeld niet onpartijdig zijn.
2.1. De behandeling van de hoger beroepen van [verzoeker] in de zaken nrs. 201604165/1/A2 en 201604183/3/A2 zou plaatsvinden op 9 maart 2017 om onderscheidenlijk 12:10 uur en 12:40 uur. Het tijdstip waarop de verzoeken om wraking van staatsraad Steendijk zouden worden behandeld, is bepaald op 9 maart 2017 om 12:10 uur.
Hiermee is gehandeld in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8:18, eerste lid, van de Awb en overeenkomstig de gebruikelijke werkwijze van de Afdeling in gevallen waarin een wrakingsverzoek wordt gedaan nadat partijen in de bodemprocedure zijn uitgenodigd om op een zitting van de Afdeling te verschijnen, maar voordat het onderzoek ter zitting in die zaak is aangevangen. Blijkens de toelichting bij artikel 4, tweede lid, van de Wrakingsregeling worden in dat geval de verzoeker en het lid om wiens wraking is verzocht, in de gelegenheid gesteld te worden gehoord op de datum en het tijdstip van die zitting, tenzij aan hen mededeling wordt gedaan dat zij op een andere datum en tijdstip voorafgaand aan die zitting in die gelegenheid worden gesteld. Hiermee wordt beoogd om tegemoet te komen aan de verzoeker, die toch al is uitgenodigd om te verschijnen voor de zitting in de bodemzaak, en om te voorkomen dat het wrakingsinstrument oneigenlijk wordt gebruikt om uitstel van de behandeling van de bodemzaak te bewerkstelligen. Ter voorlichting van partijen is de Wrakingsregeling en de toelichting met de daarin beschreven werkwijze op de website van de Raad van State gepubliceerd. [verzoeker] had er derhalve rekening mee kunnen en moeten houden dat een eventueel verzoek om wraking zou worden behandeld op de dag en het tijdstip waarop de behandeling van de zaken ter zitting zou plaatsvinden. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat in dit geval daarvan moet worden afgeweken, zodat het verzoek wordt afgewezen.
Evenmin ziet de Afdeling grond om het verzoek om verwijzing naar een grote kamer te honoreren. Ingevolge het vierde lid van artikel 8:10a, van de Awb kan een zaak worden verwezen naar een grote kamer indien dit de meervoudige kamer met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling geraden voorkomt. Daargelaten of verwijzing van een verzoek om wraking naar een grote kamer mogelijk is, acht de Afdeling in dit geval geen termen aanwezig voor verwijzing naar een grote kamer.
Gelet op het vorenstaande heeft de Afdeling de wrakingsverzoeken heden om 12:10 uur ter zitting behandeld.
3. Voor zover [verzoeker] heeft beoogd om aan zijn verzoeken ten grondslag te leggen dat de schijn van partijdigheid is gewekt, omdat zijn brief van 3 maart 2017 met een verzoek om een getuige te laten oproepen aan hem is teruggezonden, overweegt de Afdeling dat deze grond ziet op een processuele beslissing van de staatsraad als lid van de enkelvoudige kamer. De vraag of deze beslissing juist is, staat niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure, nu het instrument van wraking volgens vaste jurisprudentie niet is bedoeld om als rechtsmiddel tegen processuele beslissingen te worden aangewend. Zodanige beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien deze op zich dan wel in onderlinge samenhang bezien een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid van de staatsraad die de betrokken beslissing of beslissingen heeft genomen. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
4. [verzoeker] heeft aan zijn verzoeken voorts ten grondslag gelegd dat de Nederlandse wetgeving, anders dan de Poolse wetgeving, niet voldoende waarborgen biedt voor onpartijdige rechtspraak. Hij wijst hierbij onder meer op artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb waarin is bepaald dat tegen de beslissing op een wrakingsverzoek geen rechtsmiddel openstaat en op artikel 42, derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, op grond waarvan rechterlijke ambtenaren niet aansprakelijk zijn voor schade als gevolg van een rechterlijke uitspraak. Voorts wijst [verzoeker] er op dat de door rechterlijke ambtenaren opgestelde Wrakingsregeling een partijdige regeling is.
4.1. De ratio van artikel 8:15 van de Awb is blijkens de wetsgeschiedenis gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid. Een wrakingsgrond dient dan ook gelegen te zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de staatsraad die de zaak behandelt. De onder 5 weergegeven aan de wrakingsverzoeken ten grondslag liggende gronden hebben geen betrekking op de persoon van staatsraad Steendijk en kunnen daarom niet als wrakingsgrond worden aangemerkt.
5. Voor zover de verzoeken van [verzoeker] zich richten tegen de griffier in voormelde zaken, worden de verzoeken niet aangemerkt als verzoeken om wraking in de zin van de wet. De wet voorziet slechts in de mogelijkheid dat een partij bij de Afdeling verzoekt om wraking van een staatsraad die de zaak behandelt. De verzoeken dienen dan ook in zoverre buiten behandeling te worden gelaten.
6. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat er geen grond is voor het aannemen van een objectief gerechtvaardigde vrees voor (schijn van) partijdigheid van staatsraad Steendijk. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
7. De Afdeling is voorts van oordeel dat [verzoeker] met zijn wrakingsverzoeken de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen oneigenlijk gebruikt. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat [verzoeker] aan zijn verzoeken nagenoeg gelijke gronden ten grondslag heeft gelegd als aangevoerd in eerdere wrakingsverzoeken, die de Afdeling gemotiveerd heeft afgewezen. Bovendien heeft een groot deel van de door [verzoeker] naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen betrekking op de persoon van staatsraad Steendijk. Het heeft met name betrekking op de Nederlandse wetgeving. De Afdeling bepaalt daarom dat een volgend verzoek om wraking met dezelfde strekking als het onderhavige in deze zaken wegens misbruik niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.F.M. Wortmann en mr. J.A. Hagen, leden, en mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Slump w.g. Deen
voorzitter griffier
604.