ECLI:NL:RVS:2017:729

Raad van State

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
201605579/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen sluiting van pand wegens hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 20 juni 2016 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. De burgemeester van Moerdijk had op 4 november 2015 besloten om het pand aan de [locatie] te [plaats] voor de duur van zes maanden te sluiten, met ingang van 19 november 2015, na de ontdekking van een hennepkwekerij met 923 hennepplanten en 420 hennepstekken. De burgemeester verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond op 5 februari 2016.

Tijdens de zitting op 1 maart 2017 heeft [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn bezwaren tegen de sluiting toegelicht. Hij betoogde onder andere dat de rechtbank ten onrechte het Damoclesbeleid 2015 van de burgemeester heeft gevolgd, terwijl in andere gemeenten bij een eerste overtreding volstaan wordt met een waarschuwing. [appellant] stelde dat dit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod van het EVRM. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de burgemeester bevoegd is om een sluiting op te leggen en dat hij niet verplicht is om beleid van andere gemeenten te volgen.

De rechtbank had ook terecht geoordeeld dat de burgemeester voldoende had gemotiveerd waarom sluiting noodzakelijk was, gezien de omvang van de hennepkwekerij en de noodzaak om verdere overtredingen te voorkomen. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201605579/1/A3.
Datum uitspraak: 22 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Zevenbergen, gemeente Moerdijk,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 juni 2016 in zaak nr. 16/1389 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Moerdijk.
Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2015 heeft de burgemeester de sluiting gelast van het pand aan de [locatie] te [plaats] voor de duur van zes maanden, met ingang van 19 november 2015.
Bij besluit van 5 februari 2016 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester van Moerdijk heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en de burgemeester hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 maart 2017, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. R.W. Kranenburg, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 14 oktober 2015 heeft de politie in een bedrijfsloods aan de [locatie] te [plaats] een in werking zijnde hennepkwekerij met 923 hennepplanten en 420 hennepstekken aangetroffen. Gelet hierop heeft de burgemeester aanleiding gezien om het pand voor zes maanden te sluiten.
2. [appellant] betoogt dat uit de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond van 3 maart 2011, ECLI:NL:RBROE:2011:BP6668, blijkt dat onduidelijk is of artikel 13b van de Opiumwet van toepassing is op hennepkwekerijen.
2.1. In de uitspraak waarnaar [appellant] verwijst, is de voorzieningenrechter van de rechtbank tot het voorlopig oordeel gekomen dat artikel 13b van de Opiumwet geen bevoegdheid geeft om een woning te sluiten wegens een hennepkwekerij. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling geeft artikel 13b van de Opiumwet die bevoegdheid wel (vergelijk onder meer rechtsoverweging 6.2 van de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2906).
Het betoog faalt.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van het door de burgemeester vastgestelde Damoclesbeleid 2015. In andere gemeenten wordt bij een eerste overtreding volstaan met een waarschuwing. Hij wijst daarbij op de Beleidsnota Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet 2014, zoals vastgesteld door de burgemeester van Vlissingen. Volgens [appellant] wordt hij hierdoor ongelijk behandeld en is dit in strijd met het in internationaal en Europees recht neergelegde discriminatieverbod. [appellant] wijst in dit verband in het bijzonder op het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM).
3.1. Artikel 1, eerste lid, van het Twaalfde Protocol bij het EVRM luidt:
"Het genot van elk in de wet neergelegd recht moet worden verzekerd zonder enige discriminatie op welke grond dan ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status."
Het tweede lid luidt:
"Niemand mag worden gediscrimineerd door enig openbaar gezag op, met name, een van de in het eerste lid vermelde gronden."
3.2. In artikel 13b van de Opiumwet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om in bepaalde gevallen een last onder bestuursdwang op te leggen. Iedere burgemeester is daartoe bevoegd voor zover het gaat om overtredingen in de betrokken gemeente en om eigen beleid vast te stellen voor de uitoefening van die bevoegdheid. Het gelijkheidsbeginsel vereist dat de burgemeester gelijke gevallen binnen de betrokken gemeente gelijk behandelt, maar niet dat hij op gelijke wijze handelt als burgemeesters in andere gemeenten. De burgemeester kan ervoor kiezen om daarbij aan te sluiten, maar is daartoe niet verplicht.
Dat de burgemeester van Vlissingen andersluidend beleid heeft vastgesteld dat volgens [appellant] gunstiger voor hem is, betekent daarom niet dat de burgemeester van Moerdijk in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt door te besluiten overeenkomstig het door hem vastgestelde beleid. Dit leidt ook niet tot strijd met artikel 1, tweede lid, van het Twaalfde Protocol bij het EVRM. De rechtbank is terecht uitgegaan van de toepasselijkheid van het door de burgemeester van Moerdijk op 9 juni 2015 vastgestelde "Damoclesbeleid 2015".
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet kon worden volstaan met een minder ingrijpende maatregel dan sluiting, zoals periodieke controle van het pand. Ter plaatse zijn geen drugs verkocht en geen harddrugs maar alleen softdrugs aangetroffen, aldus [appellant].
4.1. De burgemeester heeft terecht aangevoerd dat toepassing van bestuursdwang in een geval als dit er ook toe strekt om verdere overtredingen van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet te voorkomen. Daarbij heeft de burgemeester van belang mogen achten dat met een sluiting van het pand de aanloop wordt tegengegaan. Voorts heeft de burgemeester daarbij het belang van de rust in de directe omgeving mogen betrekken. Gelet hierop en gelet op de omvang van de aangetroffen hennepkwekerij geeft het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend, dat een sluiting voor de duur van zes maanden overeenkomstig het Damoclesbeleid 2015 in dit geval onevenredig is en had moeten worden volstaan met een minder ingrijpende maatregel. Anders dan [appellant] stelt, heeft de burgemeester er bij het bepalen van de duur van de sluiting rekening mee gehouden dat geen harddrugs maar softdrugs zijn aangetroffen.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Van Steenbergen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2017
528.