ECLI:NL:RVS:2017:571

Raad van State

Datum uitspraak
6 maart 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
201606811/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
  • H. Troostwijk
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en aanwijzing Marokko als veilig land van herkomst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, die op 29 augustus 2016 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De staatssecretaris had deze aanvraag eerder op 31 juli 2016 afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had geoordeeld dat Marokko als veilig land van herkomst kon worden aangemerkt, en vernietigde het besluit van de staatssecretaris. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak de vragen over de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst behandeld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat, voerde aan dat hij vanwege corruptie in Marokko geen bescherming zou krijgen van de autoriteiten tegen problemen met zijn schoonfamilie. De Afdeling concludeerde echter dat de staatssecretaris Marokko terecht als veilig land van herkomst had aangewezen en dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat hij in zijn geval niet veilig was.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om aan te tonen dat de situatie in zijn land van herkomst niet veilig is, en bevestigt de geldigheid van de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst.

Uitspraak

201606811/1/V2.
Datum uitspraak: 6 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 29 augustus 2016 in zaak nr. 16/17065 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 31 juli 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 29 augustus 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.G.H. van der Kolk, advocaat te Klazienaveen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De in hoger beroep opgeworpen vragen over de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst, de informatiebronnen die de staatssecretaris moet betrekken bij zijn beoordeling of een land een veilig land van herkomst is en de mogelijkheid om een land als veilig land van herkomst aan te wijzen met een uitzondering voor één of meer groepen, zoals LHBT’s uit Marokko, heeft de Afdeling bij uitspraken van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:209 en ECLI:NL:RVS:2017:210, beantwoord. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris Marokko terecht heeft aangewezen als veilig land van herkomst. De in deze zaak ingebrachte informatie leidt niet tot een ander oordeel.
2. Hieruit volgt dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, wordt als volgt overwogen.
3. De vreemdeling klaagt dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Hij voert hiertoe aan dat hij vanwege de corruptie in Marokko geen bescherming zal krijgen van de autoriteiten tegen de geloofwaardig geachte problemen met zijn schoonfamilie.
3.1. Het vóórkomen van corruptie is betrokken bij de onder 1. genoemde uitspraken. Zoals verder blijkt uit de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474, is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat in zijn geval Marokko toch niet veilig is. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de vreemdeling hierin niet is geslaagd, omdat de vreemdeling de hulp van de (hogere) autoriteiten in Marokko niet heeft ingeroepen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 29 augustus 2016 in zaak nr. 16/17065;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier.
w.g. Verheij w.g. Bosma
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2017
572-837.