ECLI:NL:RVS:2017:515

Raad van State

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
201701477/1/A3 en 201701477/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisverbod opgelegd door burgemeester en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Raad van State op 21 februari 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het hoger beroep van [verzoeker] tegen een besluit van de burgemeester van Vlaardingen. Het beroep richt zich tegen het besluit van 14 februari 2017, waarbij aan [verzoeker] een huisverbod is opgelegd. Dit huisverbod volgde op een incident op 13 februari 2017, waarbij [verzoeker] en een vrouw betrokken waren. Uit de verklaringen van beide partijen blijkt dat er geweld is gebruikt, wat heeft geleid tot verwondingen bij de vrouw, waaronder een hersenschudding en een gekneusde rib. De rechtbank had eerder, op 16 februari 2017, in een mondelinge uitspraak het huisverbod in stand gelaten, en [verzoeker] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Tijdens de openbare zitting op 21 februari 2017, waar de voorzitter Staatsraad mr. C.J. Borman en griffier mr. S. Langeveld-Mak aanwezig waren, is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld. [Verzoeker] was vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N. Roos, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. D.H. van Zeben, vergezeld door een medewerker van Veilig Thuis. De voorzieningenrechter heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De gronden voor deze beslissing zijn onder andere dat [verzoeker] in het verleden al was veroordeeld wegens huiselijk geweld en dat hij na de oplegging van het huisverbod geen medewerking heeft verleend aan hulpverlening. De situatie in het gezin was zorgwekkend, en het Bureau Jeugdzorg heeft aangegeven dat een hulptraject noodzakelijk is. De voorzieningenrechter concludeert dat het huisverbod terecht is opgelegd en in stand is gehouden.

Uitspraak

201701477/1/A3 en 201701477/2/A3.
Datum uitspraak: 21 februari 2017 AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het hoger beroep in het geding tussen: [verzoeker], wonend te Vlaardingen, en de burgemeester van Vlaardingen. Openbare zitting gehouden op 21 februari 2017 om 13.30 uur. Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzitter
griffier: mr. S. Langeveld-Mak Verschenen:
[verzoeker], vertegenwoordigd door mr. N. Roos, advocaat te Rotterdam;
De burgemeester, vertegenwoordigd door mr. D.H. van Zeben, vergezeld door [medewerker] van Veilig Thuis. Het beroep richt zich tegen het besluit van de burgemeester van 14 februari 2017, waarbij aan [verzoeker] een huisverbod is opgelegd. [verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank van 16 februari 2017 (hierna: de rechtbank) in zaaknr. 17/1345 en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Gronden De rechtbank heeft terecht het huisverbod in stand gelaten. Van belang hierbij is:
a. blijkens de gedingstukken heeft op 13 februari 2017 een incident in de woning plaatsgevonden waarbij [verzoeker] en [persoon] (hierna: de vrouw) betrokken waren;
b. uit de verklaringen van beiden blijkt dat hierbij geweld is gebruikt;
c. volgens de vrouw heeft zij hierbij een hersenschudding en een gekneusde rib opgelopen;
d. een latere melding door de ambulancedienst onderschrijft deze verklaring van de vrouw;
e. [verzoeker] is in 2015 veroordeeld wegens huiselijk geweld;
f. de ambulancedienst heeft bij Veilig Thuis naar aanleiding van het incident aandacht gevraagd voor de situatie in het gezin;
g. [verzoeker] heeft aangegeven geen vertrouwen te hebben in hulpverlening en heeft aanvankelijk nauwelijks gereageerd op de aantijgingen van de vrouw.
h. [verzoeker] heeft na de oplegging van het huisverbod, ook na aandringen door de hulpverlening, zich niet opengesteld voor een hulptraject en geen contact opgenomen met de casemanager;
i. het Bureau Jeugdzorg stelt zich op het standpunt dat een hulptraject moet worden doorlopen;
j. vaststaat dat [verzoeker] elders onderdak heeft. w.g. Borman w.g. Langeveld-Mak
voorzitter  griffier 317.