201607818/1/V1.
Datum uitspraak: 23 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 13 september 2016 in zaak nr. NL 16.2173 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 14 augustus 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 13 september 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.C.A. Koen, advocaat te Roosendaal, hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, vangt de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift aan met ingang van de dag na die, waarop de aangevallen uitspraak op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover thans van belang, bedraagt in deze zaak de termijn voor het indienen van een beroepschrift één week.
2. De aangevallen uitspraak is verzonden op 19 september 2016, zodat de termijn voor het instellen van hoger beroep op 26 september 2016 is geëindigd. Het hogerberoepschrift is op 19 oktober 2016 bij de Raad van State ingekomen en derhalve niet tijdig ingediend.
3. De vreemdeling stelt dat hij het hoger beroep tijdig heeft ingesteld, door het hogerberoepschrift op 26 september 2016 door middel van een "mail-naar-fax-service" genaamd iXware Cloud Services (hierna: iXware) naar de Raad van State te verzenden. Ter staving van die stelling heeft hij drie schermafdrukken en een verzendrapportage overgelegd. De eerste schermafdruk toont een pagina van de website mail.google.com waarop is vermeld dat op 26 september 2016 een met een nader genoemd kenmerk aangeduid document van 15 pagina's betreffende de vreemdeling naar het adres 0703651380@xolfax.com is verzonden. De tweede schermafdruk toont een pagina van dezelfde website waarop een mailbericht van iXware aan - naar valt aan te nemen - de gemachtigde van de vreemdeling is weergegeven, welk bericht onder meer vermeldt: "Your fax (15 pages) to the following fax number *31703651380 has been delivered successfully". Voorts bevat deze pagina een verwijzing naar een document met het hierboven bedoelde kenmerk. De derde schermafdruk toont de eerste bladzijde van het hogerberoepschrift. Dit is, afgaande op het vermelde kenmerk, het evenbedoelde document. De verzendrapportage is een niet nader aangeduid document dat vermeldt dat op 26 september 2016 om 19:23:41 een document van 15 pagina's naar het faxnummer van de Raad van State is verzonden.
4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 1 juni 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ6794) draagt bij verzending per fax de afzender in beginsel het risico van verzending. De gevolgen van een mislukte poging tot verzending komen voor zijn rekening. Het is aan de indiener om de ontvangst van het stuk aannemelijk te maken. 5. Volgens de fax-apparatuur van de Raad van State is op 26 september 2016 geen faxbericht afkomstig van de gemachtigde van de vreemdeling ontvangen. Voorts hebben zich op die dag geen storingen in de fax-apparatuur van de Raad van State voorgedaan en zijn rond het tijdstip waarop het faxbericht door de gemachtigde zou zijn verzonden, wel faxberichten van andere afzenders ontvangen. De door de vreemdeling overgelegde schermafdrukken en verzendrapportage zijn ontoereikend om de ontvangst van de fax desondanks aannemelijk te achten, nu over de wijze van totstandkoming van de op die afdrukken en in die rapportage vermelde informatie geen nadere gegevens zijn overgelegd op grond waarvan de waarde die aan die informatie moet worden toegekend kan worden bepaald. Gelet hierop heeft de vreemdeling niet aannemelijk gemaakt dat hij het hogerberoepschrift tijdig heeft ingediend.
6. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier.
w.g. Verheij w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2017
210.