ECLI:NL:RVS:2017:369

Raad van State

Datum uitspraak
10 februari 2017
Publicatiedatum
13 februari 2017
Zaaknummer
201701122/3/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de staatsraad door de Vrouwen Partij in bestuursrechtelijke procedure

Op 10 februari 2017 heeft de Vrouwen Partij tijdens de openbare behandeling van de zaak nr. 201701122/1/A2 verzocht om wraking van mr. D.A.C. Slump, de staatsraad en voorzitter van de meervoudige kamer. Dit verzoek werd gedaan op basis van de opmerking van de staatsraad dat wraking niet nog een keer mogelijk zou zijn, wat volgens de Vrouwen Partij duidde op vooringenomenheid en een schending van artikel 6 van het EVRM. De staatsraad heeft echter niet ingestemd met de wraking en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zich te verdedigen tijdens de zitting.

De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op dezelfde dag behandeld en de Vrouwen Partij is gehoord. De staatsraad heeft geen nadere toelichting gegeven. In de beslissing van de Afdeling werd overwogen dat de opmerking van de staatsraad niet als een feit of omstandigheid kon worden aangemerkt die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zou kunnen brengen, zoals bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling heeft geconcludeerd dat het verzoek om wraking niet in behandeling kon worden genomen, omdat het niet voldeed aan de vereisten van de wet.

De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. C.M. Wissels, leden van de Afdeling, in aanwezigheid van mr. M. Vletter, griffier. De Afdeling heeft de Vrouwen Partij in haar verzoek niet in het gelijk gesteld en het verzoek om wraking afgewezen.

Uitspraak

201701122/3/A2.
Datum beslissing: 10 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
de vereniging Vrouwen Partij, gevestigd te Den Haag,
verzoekster,
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Tijdens de openbare behandeling ter zitting van 10 februari 2017 van de zaak nr. 201701122/1/A2 heeft de Vrouwen Partij verzocht om wraking van mr. D.A.C. Slump (hierna: de staatsraad) als de voorzitter van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaak.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 10 februari 2017 ter openbare zitting behandeld, waar de Vrouwen Partij is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 10 februari 2017 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
Overweging
1. Artikel 8:15 van de Awb bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Artikel 8:16, vierde lid, bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Artikel 8:18, vierde lid, bepaalt dat in geval van misbruik de bestuursrechter kan bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing melding gemaakt.
2. De Vrouwen Partij heeft verzocht om wraking van de staatsraad, omdat deze tijdens de zitting zou hebben opgemerkt dat wraking niet nog een keer mogelijk is. Dit duidt er volgens de Vrouwen Partij op dat de staatsraad zelf beslist over een hem aangaand wrakingsverzoek. Dit is volgens de Vrouwen Partij in strijd met artikel 6 van het EVRM. Voorts heeft de staatsraad met de opmerking blijk gegeven van vooringenomenheid. De Vrouwen Partij heeft ter zitting van de behandeling van haar wrakingsverzoek uitdrukkelijk te kennen gegeven geen nadere toelichting te willen geven en geen vragen te willen beantwoorden.
De aanname dat de staatsraad zelf beslist over een hem aangaand wrakingsverzoek is feitelijk onjuist, omdat die beslissing aan de wrakingskamer is voorbehouden. Voorts heeft de staatsraad met de gemaakte opmerking bedoeld dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde staatsraad en op grond van dezelfde feiten en omstandigheden als eerder aangevoerd niet in behandeling wordt genomen. Dit volgt ook uit artikel 8:16, vierde lid, van de Awb. De gemaakte opmerking betreft dan ook geen feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:15 van de Awb.
3. Een volgend verzoek om wraking van de staatsraad in de zaak zal niet in behandeling worden genomen.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vletter, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Vletter
voorzitter griffier
653.