ECLI:NL:RVS:2017:3597

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
27 december 2017
Zaaknummer
201710204/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot veiligheidssituatie in Afghanistan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 december 2017 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 januari 2017 was afgewezen. De vreemdeling had eerder beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar de rechtbank had dit beroep op 15 juni 2017 ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.

In zijn verzoekschrift van 21 december 2017 heeft de vreemdeling aangevoerd dat de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan aanleiding geeft om zijn verzoek te heroverwegen. Echter, de Afdeling heeft vastgesteld dat de vreemdeling in het hoger beroep geen beroep heeft gedaan op deze veiligheidssituatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de argumenten in het verzoekschrift geen grond bieden om de rechtmatigheid van het eerdere besluit in twijfel te trekken. De vreemdeling kan, indien hij meent dat de huidige situatie in Afghanistan zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning rechtvaardigt, een nieuwe aanvraag indienen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 december 2017.

Uitspraak

201710204/1/V2.
Datum uitspraak: 22 december 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, van:
[de vreemdeling],
verzoeker.
Procesverloop
Bij besluit van 4 januari 2017 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 15 juni 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist en dat hem gedurende die periode opvang en verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden. Hij heeft in zijn verzoekschrift van 21 december 2017 een beroep gedaan op de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan. Bij uitspraak van 21 december 2017 in zaak nr. 201705581/1/V2, heeft de Afdeling het hoger beroep van de vreemdeling kennelijk ongegrond verklaard. De Afdeling stelt vast dat de vreemdeling in hoger beroep geen beroep heeft gedaan op de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan.
2.    Wat in het verzoekschrift is aangevoerd, geeft reeds daarom geen grond om niet langer uit te gaan van de rechtmatigheid van de aan het besluit van 4 januari 2017 verbonden rechtsgevolgen. Dit betekent dat het verzoek als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. Als de vreemdeling meent dat hij wegens de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan thans in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, staat het hem vrij een daartoe strekkende aanvraag in te dienen.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Yildiz
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2017
594.