ECLI:NL:RVS:2017:3576

Raad van State

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
27 december 2017
Zaaknummer
201700914/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Driegatenbrug 2016 en geluidshinder voor woningen

Op 12 december 2016 heeft de raad van de gemeente Leiderdorp het bestemmingsplan "Driegatenbrug 2016" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, wonend te Leiderdorp, beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 12 oktober 2017 behandeld. De appellanten betogen dat het bestemmingsplan niet garandeert dat het geluidniveau in hun woningen, gelegen aan de provinciale weg N445, niet meer bedraagt dan 35 dB(A). Ze stellen dat het vorige bestemmingsplan wel in een dergelijke regeling voorzag. De raad heeft echter aangegeven dat de woningen zijn gebouwd conform het destijds geldende bestemmingsplan en dat er geen reden was om van de standaardregels af te wijken. De Afdeling oordeelt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen aanleiding was om een geluidsniveau-regel op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan. Het beroep is voor een deel niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 27 december 2017.

Uitspraak

201700914/1/R3.
Datum uitspraak: 27 december 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Leiderdorp,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Leiderdorp,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Driegatenbrug 2016" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 oktober 2017, waar J. [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door J.C. Borst en D.B. van der Pol, zijn verschenen.
Overwegingen
Toetsingskader
1.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Inleiding
2.    Het bestemmingsplan behelst een gedetailleerd eindplan voor het plangebied, waarin de woningen van [appellant] en anderen zijn gelegen. Met het plan wordt aan de actualiseringsverplichting voldaan en aangesloten bij de gemeentelijke standaardsystematiek voor bestemmingsplannen. Het plan heeft een conserverend karakter. De woningen van [appellant] en anderen, de zogeheten boogwoningen, liggen direct aan de provinciale weg N445. [appellant] en anderen missen in de planregels een waarborg dat binnen hun woningen een aanvaardbaar geluidniveau zal bestaan, waarin het vorige plan volgens hen wel voorzag.
Ontvankelijkheid
3.    [een van de appellanten] heeft geen zienswijze naar voren gebracht over het ontwerpplan.
Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Deze omstandigheid doet zich niet voor.
Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover dit is ingesteld door [een van de appellanten].
Beroepsgronden
4.    [appellant] en anderen voeren aan dat het bestemmingsplan ten onrechte niet garandeert dat het geluidniveau vanwege de provinciale weg N445 in hun woningen niet meer bedraagt dan 35 dB(A). Zij betogen dat het op 12 januari 2006 vastgestelde bestemmingsplan wel in een daartoe strekkende regel voorzag. Volgens hen heeft de raad zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de serre op de tweede bouwlaag geen geluidgevoelige ruimte is. Zij willen zekerheid verkrijgen over het te garanderen binnenniveau met het oog op de voorgenomen reconstructie van de provinciale weg N445 en de te treffen geluidreducerende maatregelen.
4.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de woningen zijn gebouwd in overeenstemming met het destijds geldende bestemmingsplan en met het besluit waarbij een hogere waarde is vastgesteld. De raad heeft bij de vaststelling van het onderhavige plan geen reden gezien om van de standaardregels voor bestemmingsplannen af te wijken door in dit plan het maximale geluidsniveau in de woningen te regelen. Het Bouwbesluit stelt deze eis specifiek voor verblijfsgebieden in een woning en binnen het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen heeft deze beoordeling plaatsgevonden. Voor zover het gaat om de besluitvorming ter zake van de voorgenomen wegaanpassing heeft de raad verklaard dat voor de Leidse Ring Noord een kaderbesluit is genomen en dat bij de uitvoeringsbesluiten dan wel het bestemmingsplan voor de wegaanpassing de Wet geluidhinder aan de orde kan komen.
4.2.    Aan de gronden waarop de woningen van [appellant] en anderen staan is de bestemming "Wonen" en de aanduiding "dove gevel derde en vierde bouwlaag" toegekend.
4.3.    Artikel 10, lid 10.2.1, onder d, van de planregels luidt: "ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - dove gevel 3e en 4e bouwlaag", dient de gevel gericht op de Oude Spoorbaan op de 3e en 4e bouwlaag als dove gevel te worden uitgevoerd."
4.4.    Bij besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 31 augustus 2004 is een hogere waarde van 60 dB(A) vastgesteld voor de tweede bouwlaag van de ‘boogwoningen’ aan de zuidzijde.
4.5.    Artikel 76, eerste lid, van de Wet geluidhinder luidt: "Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of van een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt."
Het tweede lid luidt: "In afwijking van het eerste lid worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan of van een wijzigings- of uitwerkingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover:
a. met toepassing van artikel 83, 85 of 100a voor de vaststelling van het bestemmingsplan of het wijzigings- of uitwerkingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld, dan wel
b. zodanige waarden noodzakelijk zijn als gevolg van een vaststelling van het plan in afwijking van het ontwerp, zoals dit ter inzage heeft gelegen, welke waarden redelijkerwijs met toepassing van artikel 83, 85 of 100a, zullen worden vastgesteld."
Het derde lid luidt: "Indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan of van een wijzigings- of uitwerkingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is, gelden het eerste en tweede lid niet met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn."
4.6.    De Afdeling stelt voorop dat de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan is het voldoen aan de actualiseringsplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Voorts heeft de raad de gelegenheid benut om aan te sluiten bij de gemeentelijke standaardsystematiek van bestemmen. Daarmee heeft de raad de planregels tevens in lijn gebracht met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en bevat geen nieuwe ontwikkelingen. De woningen van [appellant] en anderen zijn gebouwd onder de werking van het voorgaande bestemmingsplan "Driegatenbrug" dat is vastgesteld op 21 november 2005 en goedgekeurd op 12 januari 2006. Voor deze huizen zijn bij besluit van het college van 31 augustus 2004 hogere grenswaarden vastgesteld. Voorts is voor de bouw van de huizen een bouwvergunning verstrekt.
De Afdeling stelt vast dat het hier gaat om bestaande woningen, gelegen in de zone van een bestaande weg. Anders dan [appellant] en anderen betogen bevatte het bestemmingsplan "Driegatenbrug" geen regel, waarin het geluidniveau vanwege de provinciale weg N445 in hun woningen was vastgelegd. Weliswaar is in de toelichting vermeld dat de gevel op een wijze dient te worden uitgevoerd dat de geluidsbelasting binnen de woningen maximaal 35 dB(A) bedraagt, maar de plantoelichting is niet bindend.
Gelet op artikel 76, derde lid, van de Wet geluidhinder behoefde thans geen besluit tot vaststelling van hogere waarden voor de geluidbelasting te worden genomen.
Voor zover [appellant] en anderen betogen dat niet vaststaat dat de gevel aan de zuidzijde voldoende geluidwerend is, richt het betoog zich niet tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Bij de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning voor de woningen is beoordeeld of de gevel voldoet aan de voorschriften die in het Bouwbesluit 2003 zijn gesteld met betrekking tot de geluidwering van een gevel. Deze vergunning is in rechte onaantastbaar.
Onder deze omstandigheden heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding bestond om in dit plan een regel op te nemen over het geluidniveau in hun woningen, zoals door [appellant] en anderen gewenst.
Het betoog faalt.
5.    Het beroep is, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is ingesteld door [een van de appellanten];
II.    verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Bijleveld
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2017
433.