201707016/1/R6.
Datum uitspraak: 20 december 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Ammerzoden, gemeente Maasdriel, en anderen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Maasdriel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Ammerzoden Noord 2016" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Inveniam B.V. heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2017, waar [appellante] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door S. Wakelkamp, J.A.H.G. van Hooft, drs. D. van Lienden-Traxel en drs. M.J. Stolk, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Inveniam B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. De ontwikkeling van de nieuwe woonwijk in Ammerzoden Noord is over verschillende fasen verdeeld. Op 4 juni 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Ammerzoden Noord 2014" vastgesteld. In dat plan is vastgelegd dat in de eerste fase maximaal 58 woningen mogen worden gebouwd. Tegen voornoemd bestemmingsplan hadden onder meer [appellante] en anderen beroep ingesteld. Bij uitspraak van 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:24, heeft de Afdeling het besluit van 4 juni 2015 vernietigd vanwege strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). De Afdeling heeft echter aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Het onderhavige plangebied, zijnde de gronden waarop de tweede fase is voorzien, maakte vanwege de situering van de nieuwe infrastructuur ook deel uit van het plangebied van het bestemmingsplan "Ammerzoden Noord 2014", maar op grond van dat plan waren ter plaatse geen woningen voorzien. Het onderhavige plan voorziet in de bouw van maximaal 32 grondgebonden woningen. Het plangebied ligt in het noorden van de kern Ammerzoden, gelegen tussen de Uilecotenweg en de Hoge Heiligenweg. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door het perceel Hoge Heiligenweg 32/34, aan de oost- en zuidzijde door de eerste fase van de woonwijk en in het westen door enkele agrarische percelen.
[appellante] en anderen exploiteren op de percelen [locatie A] en [locatie B] een groothandel in onder meer champignons en taugé. Zij vrezen onder meer dat de extra verkeersbewegingen als gevolg van het plan tot verkeersonveilige situaties op de Uilecotenweg zullen leiden.
Ontvankelijkheid
2. De raad betwist de ontvankelijkheid van het beroep van [appellante] en anderen. Hiertoe voert de raad aan dat het beroep van [appellante] en anderen is ingesteld door [appellante] B.V., [appellante] Vastgoed B.V., [bedrijf C] en [bedrijf D], alle gevestigd op het perceel [locatie A], en [persoon A], wonend op het perceel [locatie C], en [persoon B], wonend op het perceel [locatie B]. De zienswijze is volgens de raad echter alleen ingediend door [appellante] B.V.
2.1. De Afdeling stelt vast dat uit hetgeen in de zienswijze onder het kopje ‘afzender’ staat volgt dat de zienswijze is ingediend door [appellante] B.V., [appellante] Vastgoed B.V., [bedrijf C], [bedrijf D], [persoon A] en [persoon B]. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding het beroep van [appellante] en anderen, voor zover ingesteld door [appellante] Vastgoed B.V., [bedrijf C], [bedrijf D], [persoon A] en [persoon B], op grond van het bepaalde in artikel 6:13 van de Awb niet-ontvankelijk te verklaren.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Procedureel
4. [appellante] en anderen voeren aan dat op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl ten onrechte niet de Reactienota zienswijzen beschikbaar is gesteld.
4.1. De Afdeling overweegt dat deze beroepsgrond betrekking heeft op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan aldus geen grond vormen voor een vernietiging van het bestreden besluit.
Inhoudelijk
5. [appellante] en anderen betogen allereerst dat ten onrechte geen onafhankelijk en deskundig onderzoek is verricht naar de verkeersgevolgen van het plan. Het door adviesbureau BRO opgestelde memo "Verkeersonderzoek Ammerszoyen" van 3 juni 2014 (hierna: het verkeersonderzoek) is ouder dan 3 jaar en opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "Ammerzoden Noord 2014", zodat dit onderzoek niet aan het onderhavige plan ten grondslag gelegd had mogen worden. Verder wijzen [appellante] en anderen erop dat in het verkeersonderzoek is uitgegaan van de bouw van 27 woningen in de tweede fase, maar dat het onderhavige plan voorziet in de bouw van 32 woningen.
5.1. Blijkens de verbeelding is aan het plangebied de bestemming "Woongebied" toegekend.
Artikel 3, lid 3.1, van de planregels luidt: "De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen in maximaal 32 woningen;
[..]."
5.2. Zoals de Afdeling reeds heeft overwogen in de uitspraak van 13 januari 2016, wordt geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de raad zich niet heeft mogen baseren op het verkeersonderzoek, omdat dit niet door een deskundig onderzoeksbureau zou zijn opgesteld. Dat het verkeersonderzoek ouder is dan drie jaar en dat in het verkeersonderzoek is uitgegaan van een lager aantal woningen voor de tweede fase dan waarin het onderhavige plan voorziet, brengt evenmin met zich dat de raad het verkeersonderzoek niet aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Daarbij wordt allereerst in aanmerking genomen dat, zoals de Afdeling onder meer in de uitspraak van 15 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:437, heeft overwogen, artikel 3.1.1a van het Bro er niet aan in de weg staat dat onderzoeksgegevens ouder dan twee jaar aan het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan ten grondslag worden gelegd. De raad heeft ter zitting toegelicht dat er sinds het opstellen van het verkeersonderzoek geen ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die van invloed kunnen zijn op de uitgangspunten waarvan in het verkeersonderzoek is uitgegaan. Voorts heeft de raad toegelicht dat in 2016 verkeerstellingen hebben plaatsgevonden waaruit is gebleken dat er geen wezenlijk verschil bestaat tussen het aantal verkeersbewegingen waarvan in het verkeersonderzoek is uitgegaan en het werkelijke aantal verkeersbewegingen op de Uilecotenweg. Ten slotte heeft de raad te kennen gegeven dat op grond van het onderhavige plan inderdaad vijf woningen meer worden mogelijk gemaakt dan waarvan in het verkeersonderzoek is uitgegaan. Nu voor de eerste fase in het verkeersonderzoek is uitgegaan van 63 woningen maar op grond van het bestemmingsplan "Ammerzoden Noord 2014" slechts 58 woningen zijn toegestaan, komt het totaal aantal woningen echter wel overeen met aantal woningen waarvan in het verkeersonderzoek is uitgegaan. Het betoog faalt.
5.3. Voor zover [appellante] en anderen ter zitting hebben betoogd dat in de verkeerstellingen uit 2011 die ten grondslag hebben gelegen aan het verkeersonderzoek, het vrachtverkeer van en naar hun bedrijfspercelen niet is meegenomen, overweegt de Afdeling als volgt. Uit het verkeersonderzoek volgt dat in het najaar van 2011 ter hoogte van het perceel Uilecotenweg 27 verkeerstellingen van gemotoriseerd verkeer hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de Afdeling moet onder gemotoriseerd verkeer ook vrachtverkeer worden verstaan, zodat het betoog van [appellante] en anderen in zoverre feitelijke grondslag mist.
6. [appellante] en anderen betogen voorts dat het plan tot verkeersonveilige situaties op de Uilecotenweg zal leiden. De wegenstructuur is ongeschikt om het extra verkeer van de voorziene 32 woningen op te kunnen vangen, te meer daar de Uilecotenweg - met name tussen de huisnummers 19 en 29 - (te) smal is en er reeds problemen zijn met de afwikkeling van (vracht)verkeer.
[appellante] en anderen betogen verder dat de in het verkeersonderzoek genoemde aanbevelingen ten onrechte niet zijn vastgelegd in het plan. Volgens hen dient met name de versmalling van de Uilecotenweg tussen de huisnummers 19 en 29 te worden opgeheven. Voorts voeren [appellante] en anderen aan dat uit het door de raad overgelegde inrichtingsplan volgt dat ten noorden van de Uilecotenweg ter hoogte van de nieuwe woonwijk grasplaten zullen worden neergelegd waarop ter plaatse geparkeerd kan worden. Hierdoor zullen verkeersonveilige situaties optreden, omdat niet meer kan worden uitgeweken en het zicht voor overstekende kinderen wordt verminderd.
6.1. Uit het verkeersonderzoek blijkt dat de Uilecotenweg een erftoegangsweg betreft met een maximale snelheid van 30 km/uur en dat dit type weg geschikt is voor een intensiteit van maximaal 6.000 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etmaal). In het verkeersonderzoek staat dat als gevolg van de bouw van 63 woningen in de eerste fase de verkeersintensiteit met 484 mvt/etmaal zal toenemen. Het verkeersonderzoek heeft ook alvast rekening gehouden met de gevolgen van een eventuele verdere uitbreiding van de wijk met een tweede en derde fase. Met de bouw van ongeveer 27 woningen in de tweede fase en ongeveer 44 woningen in de derde fase zal de verkeersintensiteit met respectievelijk 210 mvt/etmaal en 340 mvt/etmaal toenemen. Op het moment dat de gehele wijk Ammerzoden Noord is gerealiseerd, bedraagt de verkeerstoename 1.034 mvt/etmaal waardoor het totaal aantal verkeersbewegingen op de Uilecotenweg in totaal 3.272 mvt/etmaal zal bedragen. Ook in die eindsituatie kan de Uilecotenweg het gemotoriseerde verkeer nog vlot en veilig verwerken, aldus het verkeersonderzoek.
In het verkeersonderzoek staat verder dat de rijbaanbreedte van de Uilecotenweg over het grootste gedeelte tussen de 5,5 m en 6 m bedraagt. In 2013 is de weg tussen de huisnummers 19 en 29 versmald naar ongeveer 4,5 m. Voor twee personenauto’s is dit voldoende om elkaar te passeren, maar indien een vrachtauto of grote bestelbus een personenauto tegenkomt is dit profiel te krap, aldus het verkeersonderzoek. Eén van deze twee voertuigen dient dan te wachten om de tegenligger te laten passeren. De aanleg van de woonwijk heeft volgens het verkeersonderzoek verder een positieve invloed op de snelheid van het gemotoriseerde verkeer. Zo dragen de nieuwe woningen langs de Uilecotenweg ertoe bij dat de uitstraling van de bebouwde kom en van de 30 km/uur-zone wordt versterkt. Verder bieden de twee ontsluitingswegen van de woonwijk een goede kans om de snelheid op de Uilecotenweg verder te verlagen, omdat deze vorm kunnen worden gegeven als gelijkwaardige kruisingen in combinatie met verhoogde verkeersplateaus of punaises. Hierdoor zal het verkeer op de Uilecotenweg gedwongen worden langzamer te rijden om het verkeer van rechts voor te laten gaan. De conclusie van het verkeersonderzoek is dat de realisatie van de wijk Ammerzoden Noord niet leidt tot verkeersproblemen. Wel wordt de aanbeveling gedaan om de rijbaan bij het smalle deel van de Uilecotenweg uit het oogpunt van verkeersveiligheid aan te passen en het fietsverkeer hier te scheiden.
6.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat als gevolg van het plan geen onaanvaardbare verkeerssituatie op de Uilecotenweg zal ontstaan.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit het verkeersonderzoek volgt dat als gevolg van het plan de verkeersintensiteit ruim onder de 6.000 mvt/etmaal zal blijven, zodat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de Uilecotenweg niet de capaciteit heeft om de toename van verkeersbewegingen als gevolg van het onderhavige plan te verwerken. Zoals de Afdeling reeds in de uitspraak van 13 januari 2016 heeft overwogen, betekent de omstandigheid dat de Uilecotenweg tussen de huisnummers 19 en 29 is versmald en dat dit tot verkeersonveilige situaties kan leiden als vrachtauto’s of grote bestelbussen worden gepasseerd voorts niet dat de raad het plan in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet heeft mogen vaststellen. Daarbij betrekt de Afdeling dat, zoals ook uit het verkeersonderzoek volgt, de verkeersveiligheid ter plaatse kan worden verbeterd door aanpassingen aan de weg en het treffen van verkeersmaatregelen. De concrete inrichting van de Uilecotenweg en eventuele verkeersmaatregelen betreffen echter uitvoeringsaspecten die niet in een bestemmingplanprocedure aan de orde kunnen komen. De raad heeft ter zitting overigens toegelicht dat is gekeken naar de herinrichting van de Uilecotenweg om de verkeersveiligheid te verbeteren, waarbij de aanbevelingen uit het verkeersonderzoek zijn meegenomen in een inrichtingsplan voor de wijk en de Uilecotenweg. Uit het door de raad overgelegde inrichtingsplan, welk plan geen deel uitmaakt van het onderhavige plan, volgt onder meer dat op de Uilecotenweg tussen de huisnummers 19 en 29 de uitwijkstrook van grasplaten zal worden vervangen door een verharde uitwijkstrook waardoor een wegprofiel van 4,8 m breed ontstaat. Ter zitting heeft de raad verklaard dat onder meer deze maatregel in het definitieve bestek is opgenomen en derhalve zal worden uitgevoerd.
Het betoog faalt.
7. Ten slotte wordt volgens [appellante] en anderen ten onrechte niet voorzien in een extra ontsluiting van de nieuwe woonwijk op de Hoge Heiligenweg.
7.1. Niet in geschil is dat de nieuwe woonwijk op twee plaatsen wordt ontsloten op de Uilecotenweg. De raad heeft toegelicht dat uit het verkeersonderzoek volgt dat deze twee ontsluitingen voldoende zijn om de wijk te ontsluiten. [appellante] en anderen hebben naar het oordeel van de Afdeling geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat een derde ontsluiting op de Hoge Heiligenweg noodzakelijk zou zijn.
Het betoog faalt.
8. In hetgeen [appellante] en anderen voor het overige hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie en proceskosten
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Helder w.g. Driessen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2017
634.