ECLI:NL:RVS:2017:3450

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
201703178/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • W. Sorgdrager
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor woningbouw in Lent

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 9 maart 2017 een beroep ongegrond verklaarde van [appellant] en anderen tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen. Dit college had op 1 februari 2016 een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van vier woningen en het aanleggen van uitwegen op de locatie Balearenstraat te Lent. De appellanten, wonend in de nabijheid van de bouwlocatie, waren van mening dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan 'Laauwik - 2', dat een maximum van 30 woningen per hectare toestaat. De rechtbank oordeelde dat het college een ruime beoordelingsruimte had en dat de berekeningen van het college klopten, waardoor de vergunning rechtmatig was verleend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 november 2017 behandeld. De appellanten voerden aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het college de woningdichtheid correct had berekend en dat er geen strijd was met de bestemmingsplanregels. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten dat het bouwplan niet in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank had terecht overwogen dat er geen grond was voor het oordeel dat de vergunning geweigerd moest worden op basis van de bezwaren van de appellanten.

Uitspraak

201703178/1/A1.
Datum uitspraak: 13 december 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend te Lent, gemeente Nijmegen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 maart 2017 in zaak nr. 16/5198 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen.
Procesverloop
Bij besluit van 1 februari 2016 heeft het college aan [vergunninghouder] te Nijmegen een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van vier woningen en het aanleggen van uitwegen op de locatie Balearenstraat ong. (t.o. nr. 1) - plan Laauwik Zuid (vlek 29e) te Lent (hierna: de locatie).
Bij onderscheiden besluiten van 21 juli 2016 heeft het college de door [appellant A], [appellant], [appellant B], [appellant C], [appellant D] en [appellant E] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 maart 2017 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door [appellant A], [appellant], [appellant B], [appellant C], [appellant D] en [appellant E] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2017, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant], [appellant C] en [appellant E], en het college, vertegenwoordigd door mr. C.M. Sly en S.K. Maessen LLB, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Bij besluit van 1 februari 2016 heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen op de locatie van vier rijtjeswoningen met uitwegen. [appellant] en anderen wonen naast en tegenover de locatie.
2.    Niet meer in geschil is dat, voor zover thans van belang, het bestemmingsplan "Laauwik - 2" (hierna: het bestemmingsplan) op de locatie van toepassing is. Volgens dit plan heeft de locatie de bestemming "Woongebied".
Artikel 3.2.2, onder c, van de planregels, dat specifieke bouwregels voor gronden met de bestemming "Woongebied" bevat, luidt:
"De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels:
Wonen
c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 30 woningen per hectare."
Hoofdstuk 3, Algemene regels, luidt:
"De algemene regels van het moederplan Laauwik blijven van toepassing. "
3.    De rechtbank heeft overwogen dat het college een ruime mate van beoordelingsruimte heeft voor de wijze waarop het de contouren van het gebied bepaalt waarover het de woningdichtheid per hectare berekent omdat in de planregels noch in de toelichting daarop wordt aangegeven hoe dat gebied moet worden bepaald. Volgens de rechtbank heeft het college zich op basis van de door hem overgelegde berekeningen in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aan het maximum van 30 woningen per hectare is voldaan en dat er geen sprake is van strijd met artikel 3.2.2, onder c, van de regels van het bestemmingsplan.
4.    [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte tot dit oordeel is gekomen. Volgens hen is het onjuist dat uit de planregels en de toelichting daarop niet volgt hoe de woningdichtheid moet worden berekend. Zij wijzen daartoe op de anti-dubbeltelregel van artikel 13 van de voorschriften van het moederplan "Laauwik" (hierna: het moederplan). Voor zover niet uit het bestemmingsplan zou volgen hoe de woningdichtheid moet worden berekend, heeft de rechtbank volgens [appellant] en anderen miskend dat het college aansluiting had moeten zoeken bij het in "Laauwik - 2" gedefinieerde plangebied, waarbinnen de woningdichtheid volgens hen zonder de realisatie van het bouwplan reeds 44 woningen per hectare is. Dit, terwijl het college met de eerst hangende het beroep bepaalde contouren van een gebied van één hectare rondom het perceel naar een woningdichtheid van 30 woningen per hectare heeft toegerekend, waarbij ook niet alle geplande woningen zijn meegeteld, aldus [appellant] en anderen.
4.1.    Artikel 13 van de voorschriften van het moederplan luidt:
"Grond welke eenmaal in aanmerking is en moest worden genomen bij de verlening van een bouwvergunning of het toestaan van een meldingsplichtig bouwwerk, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, wordt bij de beoordeling van latere bouwplannen niet meer in aanmerking genomen."
4.1.1.    Deze anti-dubbeltelregel heeft als doel te voorkomen dat grond wat betreft de bouwmogelijkheden meermalen in aanmerking mag worden genomen. Hieruit volgt niet hoe het gebied moet worden bepaald waarover de woningdichtheid per hectare wordt berekend.
4.1.2.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat in de planregels noch in de toelichting daarbij is vermeld hoe het gebied waarover het aantal woningen per hectare wordt berekend moet worden bepaald. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college in dit geval beoordelingsruimte toekomt met betrekking tot de wijze waarop het bepaalt wat het gebied is waarover het aantal woningen per hectare wordt berekend.
4.2.    Het college heeft in zijn brief, door de rechtbank ontvangen op 17 januari 2017, uiteengezet dat om de woningdichtheid te berekenen het aantal woningen binnen een bepaald gebied moet worden gedeeld door het oppervlak van dat gebied. Bij deze brief, aangevuld bij brief van 20 februari 2017, heeft het college meegedeeld dat het de woningdichtheid in de omgeving van de locatie heeft berekend aan de hand van een gebied van 3,56 hectare en een gebied van 1 hectare rondom de locatie. Volgens het college is de woningdichtheid binnen deze gebieden, die beide de bestemming "Woongebied" hebben, 29,78 onderscheidenlijk 23 woningen per hectare, inclusief het bouwplan. Binnen het gebied van 1 hectare rondom de locatie kunnen volgens het college feitelijk nog maximaal 5 woningen worden bijgebouwd. In beide gevallen wordt voldaan aan het maximum van 30 woningen per hectare, aldus het college. Ter zitting van de Afdeling heeft het college te kennen gegeven dat de berekening van de woningdichtheid aan de hand van het gebied van 1 hectare rondom de locatie het meest representatief is voor de situatie ter plaatse van de locatie. Dat gebied wordt, zo blijkt uit de aan de rechtbank overgelegde tekening, afgebakend door de helft van de Alicantestraat aan de westzijde, de grens van het moederplangebied aan de zuidzijde, de Visveldsestraat aan de oostzijde voor zover de daaraan gelegen percelen de bestemming "Woongebied" hebben en de helft van het meest noordelijke doodlopende deel van de Alicantestraat aan de noordzijde.
4.3.    Het college heeft in redelijkheid voor de berekening van de woningdichtheid rondom de locatie kunnen uitgaan van het door hem gekozen gebied van 1 hectare rondom de locatie. Daarmee heeft het college gekozen voor een vrijwel volledig met woningen bebouwd gebied met dezelfde bestemming als de locatie. Het college heeft zich op grond hiervan op het standpunt kunnen stellen dat het aantal woningen per hectare rondom de locatie, ook als nog niet gebouwde maar wel geplande woningen nog worden gebouwd, niet meer dan 30 bedraagt. Er is geen grond voor het oordeel dat het college voor zijn berekeningen had moeten aansluiten bij de contouren van het plangebied van "Laauwik - 2". Dat plangebied bestaat uit vier kleine deelgebieden, waarvan de locatie er één is. De overige drie deelgebieden liggen daar relatief ver vandaan en geven daarom een minder goed beeld van de woningdichtheid rondom het bouwplan dan het door het college gekozen gebied.
4.4.    Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen sprake is van strijd met artikel 3.2.2, onder c, van de regels van het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
5.    Nu uit het voorgaande volgt dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan, bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de gronden van [appellant] en anderen over afstanden, privacy, woongenot, zonlichttoetreding, weerkaatsing, afwatering en de monumentale tuinmuur geen doel treffen. Ook het door [appellant] en anderen gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel treft geen doel. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen volgt uit artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dat een omgevingsvergunning voor de activiteit "bouwen" niet kan worden geweigerd indien het bouwplan voldoet aan het bestemmingsplan en dat er in dat geval geen ruimte is voor een belangenafweging. Het betoog faalt.
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Dijken, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Van Dijken
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2017
595.