ECLI:NL:RVS:2017:3357

Raad van State

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
6 december 2017
Zaaknummer
201701817/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • H. Troostwijk
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de vaststelling van de legger primaire waterkeringen door het Waterschap Rivierenland

Op 6 december 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de vaststelling van de legger primaire waterkeringen door het Waterschap Rivierenland, die op 24 juni 2016 is vastgesteld. De appellante, die aan de Lekdijk woont, betwistte de juistheid van deze legger, omdat deze volgens haar onjuistheden bevat en haar eigendomsgrenzen zou verleggen. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van de appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.

De Afdeling heeft de zaak op 20 oktober 2017 ter zitting behandeld, maar partijen zijn niet verschenen. De appellante voerde aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de gronden waarop het besluit betrekking heeft haar eigendom zijn en dat de legger in strijd met het gelijkheidsbeginsel is vastgesteld. De rechtbank had echter terecht geoordeeld dat het Waterschap bij de bepaling van de beschermingszone een groter belang kon toekennen aan het algemeen belang bij het beschermen van de Lekdijk als primaire waterkering. De Afdeling bevestigde deze overwegingen en oordeelde dat de eigendomsverhoudingen niet zijn gewijzigd door de vaststelling van de legger.

Daarnaast betoogde de appellante dat de rechtbank niet is ingegaan op de door haar gestelde geleden schade door werkzaamheden van het Waterschap. De Afdeling oordeelde dat deze schade niet relevant was voor de beoordeling van het besluit tot vaststelling van de legger. De rechtbank had terecht geen grond gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep van de appellante ongegrond was verklaard. De conclusie was dat het hoger beroep ongegrond was en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

201701817/1/A1.
Datum uitspraak: 6 december 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 januari 2017 in zaak nr. 16/4220 in het geding tussen:
[appellante]
en
het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland (hierna: het Waterschap).
Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2016 heeft het Waterschap de legger primaire waterkeringen voor het dijkpaaltraject Vijfheerenlanden, met registratienummer 201606331/VY, vastgesteld.
Bij uitspraak van 19 januari 2017 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het Waterschap heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 20 oktober 2017. Partijen zijn niet verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    In de door het Waterschap vastgestelde legger is ter hoogte van de woning van [appellante] aan de Lekdijk een wijziging aangebracht door een bredere binnendijkse beschermingszone vast te leggen. Dit betekent dat een groter deel van het perceel van [appellante] is gelegen binnen de binnendijkse beschermingszone van de Lekdijk. Dit brengt met zich dat ingevolge artikel 3.2 van de Keur Waterschap Rivierenland 2014 op een groter deel van het perceel van [appellante] beperkingen in het gebruik van het perceel zullen gelden. Zo zal zij voor bepaalde werkzaamheden een watervergunning dienen aan te vragen.
[appellante] heeft gevraagd om intrekking van het besluit tot vaststelling van de legger omdat deze volgens haar onjuistheden bevat en is daarnaast van mening dat haar eigendomsgrenzen zijn verlegd.
2.    Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Hoger beroep
3.    [appellante] voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de gronden waarop het besluit betrekking heeft haar eigendom zijn. Daarnaast is de legger in strijd met het gelijkheidsbeginsel vastgesteld, nu haar buurman zonder vergunning werkzaamheden heeft verricht aan de dijk en een watergang heeft gedempt, terwijl op haar grond geboden en verboden worden opgenomen in de legger.
3.1.    De rechtbank heeft in hetgeen door [appellante] is aangevoerd terecht geen grond gezien voor het oordeel dat bij het beschermen en in stand houden van de Lekdijk als primaire waterkering, zoals opgenomen in de legger, onvoldoende gewicht is toegekend aan de belangen van [appellante]. Het Waterschap heeft zoals de rechtbank terecht heeft overwogen bij de bepaling van de beschermingszone een groter belang kunnen toekennen aan het algemeen belang bij het beschermen en in stand houden van de Lekdijk als primaire waterkering. Daarbij heeft de rechtbank terecht van belang geacht dat het vergroten van de beschermingszone weliswaar met zich brengt dat een groter deel van het perceel van [appellante] onderhevig is aan gebruiksbeperkingen, maar dat betekent niet dat daarmee de eigendomsverhoudingen ook zijn gewijzigd. Voorts maakt de omstandigheid dat het Waterschap niet de eigenaar is van deze percelen niet dat het Waterschap ingevolge artikel 5.1 van de Waterwet de gronden niet zou mogen aanwijzen als een binnendijkse beschermingszone.
Dat de buurman van [appellante] werkzaamheden heeft verricht op zijn perceel zonder te beschikken over een watervergunning, wat daar verder van zij, staat los van de bevoegdheid van het Waterschap om de binnendijkse beschermingszone te vergroten op het perceel van [appellante].
Het betoog faalt.
4.    Voorts betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op de door haar gestelde geleden schade. Zij voert hiertoe aan dat het Waterschap drainage heeft aangelegd en dat tijdens deze werkzaamheden leidingen die haar voorzien van gas, water en stroom stuk zijn gegaan.
4.1.    In de procedure bij de rechtbank was zoals de rechtbank terecht heeft overwogen uitsluitend het door [appellante] ingestelde beroep tegen de vaststelling van de legger aan de orde. Datzelfde geldt voor de onderhavige in hoger beroep gevoerde procedure. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat hetgeen [appellante] heeft aangevoerd over de door haar geleden schade door in opdracht van het Waterschap uitgevoerde werkzaamheden in de onderhavige procedure niet kan leiden tot een vernietiging van het besluit van 24 juni 2016.
Het betoog faalt.
Proceskostenveroordeling
5.    Nu de rechtbank gelet op het voorgaande het beroep van [appellante] terecht ongegrond heeft verklaard heeft de rechtbank, anders dan [appellante] betoogt, terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het Waterschap diende te worden veroordeeld in de door [appellante] gemaakte proceskosten.
Conclusie
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Vermeulen
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2017
700. BIJLAGE
Waterwet
Artikel 5.1
1. De beheerder draagt zorg voor de vaststelling van een legger, waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Van de legger maakt deel uit een overzichtskaart, waarop de ligging van waterstaatswerken en daaraan grenzende beschermingszones staat aangegeven.
Waterschapswet
Artikel 78
1. Het algemeen bestuur maakt de verordeningen die het nodig oordeelt voor de behartiging van de taken die het waterschap zijn opgedragen.
2. Tevens stelt het algemeen bestuur vast de legger waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangewezen.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:5
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak
Artikel 1
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan geen beroep worden ingesteld.
[…];
Waterwet: de artikelen: 4.1; 4.4; 4.6; 5.1, behoudens voor zover daarbij de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in die wet wordt vastgesteld of gewijzigd; 5.5; 6.17, tweede lid, 6.28;
De Keur Waterschap Rivierenland 2014
Artikel 1.1
In deze keur en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
[…];
b. beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone die als zodanig in de legger is aangegeven, waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden;
[…].
Artikel 3.2
Watervergunning waterstaatswerken en beschermingszones
1. Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren.