ECLI:NL:RVS:2017:329

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
8 februari 2017
Zaaknummer
201601383/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • J. Kramer
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan Eiland van Schalkwijk en de gevolgen van omgevingsvergunningen

Op 8 februari 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak betreffende het bestemmingsplan "Eiland van Schalkwijk" dat op 13 oktober 2015 door de raad van de gemeente Houten is vastgesteld. Appellanten, bestaande uit twee groepen van inwoners en ondernemers uit Schalkwijk, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De Afdeling heeft de zaak op 22 december 2016 ter zitting behandeld. De appellanten stelden dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende rekening heeft gehouden met de verleende omgevingsvergunningen voor agrarisch gebruik en de gevolgen daarvan voor de bestemmingen in het plan. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet zorgvuldig heeft gehandeld, omdat hij de onherroepelijke omgevingsvergunningen niet in zijn afweging heeft betrokken. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 13 weken na de uitspraak het gebrek in het besluit te herstellen en te beoordelen of de bestemmingen in het plan moeten worden aangepast. Het beroep van de andere appellant is ongegrond verklaard, omdat de raad voldoende gemotiveerd heeft afgewezen om de woonbestemming te wijzigen in een bedrijfsbestemming. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om relevante vergunningen in de afwegingen mee te nemen.

Uitspraak

201601383/1/R2.
Datum uitspraak: 8 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak, onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], respectievelijk gevestigd en wonend te Schalkwijk, gemeente Houten (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], respectievelijk gevestigd en wonend te Schalkwijk, gemeente Houten (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Houten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Eiland van Schalkwijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 december 2016, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. H.L. Groenenboom, advocaat te Houten, en de raad, vertegenwoordigd door ing. P.J. van der Laan, bijgestaan door mr. I.E. Nauta, advocaat te Enschede, zijn verschenen.
Overwegingen
Bestuurlijke lus
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Het plan
2. Het plangebied omvat het buitengebied Eiland van Schalkwijk in Houten. Het plan is volgens de toelichting een vertaling van de gemeentelijke structuurvisie naar een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Het biedt ruimte voor kleinschalige ontwikkelingen van landbouw en recreatie en bevat een regeling voor spuitzones.
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep van [appellant sub 2]
4. [appellant sub 2] heeft een loonbedrijf op het perceel [locatie 1] te Schalkwijk. Op een deel van dat perceel rust een bedrijfsbestemming. [appellant sub 2] stelt dat de bestemming "Agrarisch" voor de gronden ten zuidwesten van deze bedrijfsbestemming ten onrechte is vastgesteld. Op 18 juni 2015 is een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van het agrarisch gebruik van deze gronden naar bedrijfsdoeleinden. De raad had deze vergunning volgens [appellant sub 2] moeten verwerken in het plan door de bedrijfsbestemming uit te breiden. Dat de vergunning volgens de raad vanwege een ingesteld beroep door een derde nog niet onherroepelijk was, is geen reden daarvan af te zien. Met de vergunning erkent het gemeentebestuur volgens [appellant sub 2] dat het bedrijfsmatig gebruik uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is. De indiener van het beroep kan desgewenst betrokken worden in de bestemmingsplanprocedure. Omdat de omgevingsvergunning inmiddels onherroepelijk is, verzoekt [appellant sub 2] de Afdeling het plandeel aan te passen.
4.1. De raad stelt dat de omgevingsvergunning ten tijde van de vaststelling van het plan nog niet onherroepelijk was. Daardoor was onzeker of deze vergunning rechtmatig is en daarmee of toekenning van een bedrijfsbestemming aan de gronden in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Bovendien zou [appellant sub 2] gebruik kunnen maken van de vergunning als deze onherroepelijk zou worden. Als de bedrijfsbestemming zou worden uitgebreid zou de indiener van het beroep tegen de omgevingsvergunning tevens beroep moeten instellen tegen het bestemmingsplan. Dat zou leiden tot twee beroepsprocedures waarin de belangen niet beter zouden worden afgewogen. Omdat de omgevingsvergunning inmiddels onherroepelijk is geworden verzoekt de raad de Afdeling om zelf in de zaak te voorzien door het plandeel aan te passen.
4.2. Een niet onherroepelijke omgevingsvergunning vormt een zwaarwegend belang dat de raad moet betrekken bij zijn besluitvorming over het bestemmingsplan. Vergelijk de uitspraak van 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1327, r.o. 67.5. De uitspraak van 6 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1857, r.o. 4.4, waarop de raad ter zitting heeft gewezen, leidt niet tot een ander oordeel. In die zaak was een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een fruitboomgaard met verharding doch was, anders dan in dit geval, niet tevens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleend voor het gebruik van de gronden in strijd met het bestemmingsplan, zodat bij de vergunningverlening geen beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van dat gebruik had plaatsgevonden. De raad kon in die zaak bij de vaststelling van het bestemmingsplan derhalve niet zonder meer bij de verleende omgevingsvergunning aansluiten.
Dit betekent dat de raad bij de vaststelling van het plan rekening moet houden met de verleende omgevingsvergunning en moet afwegen of er uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening redenen zijn deze vergunning al dan niet in het bestemmingsplan in te passen. Die inhoudelijke afweging is niet gemaakt. De door de raad gestelde onzekere uitkomst van de lopende beroepsprocedure inzake de omgevingsvergunning en de eventuele noodzaak voor partijen in die procedure om ook beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan betreft geen inhoudelijke afweging. Het plan is in zoverre onzorgvuldig vastgesteld.
Het betoog slaagt.
5. De Afdeling ziet geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien zoals door [appellant sub 2] en de raad is verzocht. Onduidelijk is of op de gronden waarvoor uitbreiding van de bedrijfsbestemming is verzocht tevens de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 3" en "Waarde - Landschap 1" moeten worden gelegd, die op de aangrenzende gronden met de huidige bedrijfsbestemming rusten. Voorts is onduidelijk of de op de gronden waarvoor uitbreiding van de bedrijfsbestemming is verzocht aanwezige bebouwing, die buiten het bouwvlak ligt, als zodanig moet worden bestemd.
Het beroep van [appellant sub 1]
6. [appellant sub 1] stelt dat het plandeel met de bestemming "Wonen" op het [locatie 2] te Schalkwijk ten onrechte is vastgesteld. [appellant sub 1] exploiteert vanuit het pand [locatie 3] een onderhoudsbedrijf voor de utiliteitsbouw. De raad heeft haar verzoek om de woonbestemming vanwege extra benodigde opslagruimte voor dit bedrijf te wijzigen in een bedrijfsbestemming afgewezen. Daarbij is, met verwijzing naar afspraken zoals vastgelegd in een brief van het gemeentebestuur van 30 maart 2006, slechts ingegaan op de ongewenste vergroting van het bouwvolume en niet op de verzochte bedrijfsbestemming zelf. Door de afwijzing wordt zij beperkt in de uitoefening en continuïteit van haar bedrijf. Er zijn volgens [appellant sub 1] voldoende mogelijkheden voor een maatbestemming met een dusdanige omvang en situering van het bouwvlak dat het pand [locatie 3] met 200 m2 voor de bedrijfsactiviteiten kan worden uitgebreid.
Volgens [appellant sub 1] is een bedrijfsbestemming voor kleinschalige bedrijvigheid niet in strijd met de door de raad op 22 december 2011 vastgestelde Structuurvisie Eiland van Schalkwijk (hierna: de structuurvisie). Die is gericht op behoud en een verantwoorde groei van de bestaande bedrijven mits dat past in de visie. [appellant sub 1] voert daartoe aan dat zij arbeidsplaatsen creëert en onderdeel uitmaakt van de diversiteit van bedrijvigheid in de linten. Het bedrijf sponsort het verenigingsleven en het ondernemerschap is belangrijk voor de leefbaarheid en werkgelegenheid in het gebied.
Volgens [appellant sub 1] is de afwijzing van een bedrijfsbestemming voor het perceel ook in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Daartoe voert zij aan dat de raad wel een bedrijfsbestemming heeft opgenomen voor een in 2012 toegestane uitbreiding van een bedrijfshal op het perceel [locatie 4]. Verder is een groot deel van de woonbestemming op het perceel [locatie 5] gewijzigd in een bedrijfsbestemming. Voorts wijst [appellant sub 1] op het perceel [locatie 6], dat in het bestemmingsplan een agrarisch bouwblok heeft en waarop een nieuwe bedrijfshal is gebouwd. Volgens [appellant sub 1] wordt daar met medeweten van het gemeentebestuur een hoveniersbedrijf uitgeoefend en ten behoeve van dit bedrijf materiaal opgeslagen.
6.1. Het verzoek van [appellant sub 1] heeft, zo is ter zitting gebleken, betrekking op een verdubbeling van het bouwvlak van 200 m2 naar 400 m2 ten behoeve van haar bedrijfsactiviteiten. Volgens de zienswijzennota is de verzochte uitbreiding van de opslagruimte voor het bedrijf niet verenigbaar met de geldende woonbestemming en de toestemming in de brief van het gemeentebestuur van 30 maart 2006 voor bedrijfsmatige opslag op het perceel, die beperkt zou blijven tot de bestaande loods. De raad heeft in het verweerschrift toegelicht dat handhaving van de woonfunctie past bij de in 2006 verkregen rechten om opslag voor het bedrijf slechts in het bestaande bijgebouw bij de woning te laten plaatsvinden. Bij deze woonfunctie zijn de opslagactiviteiten als "beroep en bedrijf aan huis" aangemerkt.
Nu uitbreiding van de bestaande bedrijfsmatige opslagactiviteiten volgens de raad, gelet op de woonfunctie, niet wenselijk is en de bestaande opslag onder de woonbestemming kan plaatsvinden heeft de raad de afwijzing van het verzoek om een bedrijfsbestemming voldoende gemotiveerd. Dat er volgens [appellant sub 1] mogelijkheden zijn voor een bedrijfsbestemming op maat waarbij de loods met 200 m2 kan worden uitgebreid laat onverlet dat de raad een dergelijke uitbreiding op het perceel onwenselijk vindt.
In de door [appellant sub 1] aangehaalde structuurvisie staat dat behoud en groei van de bestaande bedrijven mogelijk is mits dat past in deze visie. De raad heeft gewezen op het uitgangspunt in de structuurvisie dat eventuele bebouwing alleen wordt toegestaan als dit bijdraagt aan de in de visie aangewezen hoofd- en nevenfuncties voor de deelgebieden van het Eiland van Schalkwijk. Voor het deelgebied "Oeverwal", waarvan, zo is ter zitting door [appellant sub 1] erkend, het perceel deel uitmaakt, is de hoofdfunctie "landbouw" en zijn de nevenfuncties "recreatief extensief", "recreatief intensief", "natuur" en "energieproductie". Eventueel toe te voegen bebouwing dient volgens de structuurvisie een bijdrage te leveren aan een duurzame ontwikkeling. Omdat de bedrijfsactiviteiten van [appellant sub 1], waarvoor uitbreiding van de bebouwing is verzocht, niet vallen binnen de hoofd- en nevenfuncties en volgens de raad ook niet bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van het Eiland van Schalkwijk, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een uitbreiding van de bebouwing en de met het oog daarop gevraagde wijziging van de bestemming in strijd is met de structuurvisie. Dat volgens [appellant sub 1] het bedrijf bijdraagt aan de werkgelegenheid en maatschappelijk betrokken is laat onverlet dat de gevraagde toevoeging van bedrijfsbebouwing in strijd is met de uitgangspunten van de structuurvisie.
6.2. Over de door [appellant sub 1] gemaakte vergelijking met de percelen [locatie 4] en [locatie 5] en 6 wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situaties verschillen van de aan de orde zijnde situatie.
Het perceel [locatie 4] had volgens de raad in het voorheen geldende bestemmingsplan reeds de aanduiding "bedrijf" en er was een vergunning verleend voor uitbreiding van het bedrijfsgebouw.
Het voormalige agrarische bedrijfsperceel [locatie 5] had volgens de raad in het voorheen geldende bestemmingsplan een woonbestemming en de aanduiding "agrarische nevenactiviteiten toegestaan". Deze aanduiding deed geen recht aan de onder het vorige plan reeds gestarte bedrijfsactiviteiten. Nadat in 2015 een omgevingsvergunning voor afwijking was verleend, is in het plan de aanduiding "hoveniersbedrijf" opgenomen.
Het perceel [locatie 6] had volgens de raad in het voorheen geldende bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch". De door [appellant sub 1] aangehaalde nieuwbouw is vergund ten dienste van deze bestemming.
Gezien het vorenstaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant sub 1] genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie.
Het betoog faalt.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] ongegrond.
Bestuurlijke lus
8. De Afdeling ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op te dragen om binnen 13 weken na verzending van deze uitspraak het in 4.2 genoemde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De raad dient daartoe met inachtneming van deze uitspraak af te wegen of in verband met de verleende omgevingsvergunning voor het wijzigen van het agrarisch gebruik van het perceel [locatie 1] te Schalkwijk naar bedrijfsdoeleinden de bestemming voor dit perceel moet worden aangepast en dient zonodig een andere bestemming voor dit plandeel vast te stellen.
De raad dient de Afdeling en de betrokken partijen de uitkomst van de uitvoering van de voormelde opdracht mede te delen en een eventuele wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Proceskosten
9. In de einduitspraak zal ten aanzien van [appellant sub 2] worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Ten aanzien van [appellant sub 1] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. draagt de raad van de gemeente Houten in het beroep van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] op om binnen 13 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen in 4.2 en 8 is overwogen;
- af te wegen of in verband met de verleende omgevingsvergunning voor het wijzigen van het agrarisch gebruik van het perceel [locatie 1] te Schalkwijk naar bedrijfsdoeleinden de bestemming voor dit perceel moet worden aangepast en zonodig een andere bestemming voor dit plandeel vast te stellen;
- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Boermans
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2017
429.