ECLI:NL:RVS:2017:3279
Raad van State
- Hoger beroep
- P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van handhaving van een dwangsom voor het plaatsen van een overkapping en erfafscheiding zonder omgevingsvergunning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 27 september 2016 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Rheden had op 3 augustus 2015 een besluit genomen waarin [appellant] werd gelast om het zonder omgevingsvergunning plaatsen van een overkapping en een erfafscheiding op zijn perceel in Velp te beëindigen. [appellant] is eigenaar van het perceel en verhuurt de woning aan vijf huurders. Hij betoogt dat voor de erfafscheiding geen omgevingsvergunning vereist is en dat de overkapping niet in strijd is met wettelijke voorschriften.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 augustus 2017 behandeld. [appellant] voerde aan dat de erfafscheiding niet voor de voorgevelrooilijn is gesitueerd en dat deze voldoet aan de eisen van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Ook stelde hij dat de overkapping geen vergunning behoeft omdat deze niet als een gebouw kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde echter dat de overkapping en erfafscheiding in strijd zijn met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en dat het college handhavend kon optreden.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht handhavend heeft opgetreden. De argumenten van [appellant] werden verworpen, waaronder het beroep op het gelijkheidsbeginsel en de lange tijd die het college had gewacht met handhaving. De Afdeling concludeerde dat de belangen van [appellant] niet opwegen tegen het algemeen belang van handhaving van de wetgeving. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.