201700457/1/A2.
Datum uitspraak: 29 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B] (hierna ook tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te [woonplaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 6 januari 2017 in zaken nrs. 16/2728 en 16/2729 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 17 november 2015 heeft het college de aanvragen van [appellant] om subsidie voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer op grond van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016 (hierna: SNL), afgewezen.
Bij besluit van 20 juli 2016 heeft het college de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 januari 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2017, waar [appellant A], eveneens namens [appellant B], en het college, vertegenwoordigd door mr. P.W.A.M. van ‘t Veer-Damen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 21 juli 2015 heeft [appellant] subsidie aangevraagd voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer voor het gebied Keersop Goorbroek. Op 25 juli 2015 heeft [appellant] eenzelfde aanvraag gedaan voor het gebied Keersop Elshouters.
Het college heeft aan de afwijzingen van die aanvragen ten grondslag gelegd dat op grond van artikel 3.1 van de SNL enkel een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond in aanmerking komt voor subsidie en [appellant] de aanvragen heeft ingediend op eigen naam, voor percelen in eigen gebruik.
Aangevallen uitspraak
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen aanleiding bestaat artikel 3.1 van de SNL wegens strijd met Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (Pb 2013 L 347/487) (hierna: de Verordening) of enig algemeen rechtsbeginsel buiten toepassing te laten.
Hoger beroep
3. [appellant] is het niet eens met dit oordeel van de rechtbank. Hij voert hiertoe aan dat artikel 3.1 van de SNL in strijd is met hogere regelgeving, te weten artikel 28, tweede lid, van de Verordening, de aanwijzing van het Natura 2000-gebied Leenderbos en de verplichting op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer om een teeltvrije zone van vijf meter aan te houden langs beken.
3.1. Artikel 28, tweede lid, van de Verordening luidt:
"De agromilieu- en klimaatbetalingen worden verleend aan landbouwers, groepen van landbouwers of groepen van landbouwers en andere grondbeheerders die zich er op vrijwillige basis toe verbinden concrete acties uit te voeren die bestaan uit een of meer door de lidstaten te bepalen agromilieu- en klimaatverbintenissen voor landbouwgrond, waaronder, maar niet uitsluitend, het in artikel 2 van deze verordening gedefinieerde landbouwareaal. Agromilieu- en klimaatbetalingen kunnen aan andere grondbeheerders of groepen van andere grondbeheerders worden verleend wanneer dit naar behoren gerechtvaardigd is om milieudoelstellingen te bereiken."
Artikel 3.1 van de SNL luidt:
"Subsidie kan worden aangevraagd door een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond."
3.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de SNL een algemeen verbindend voorschrift is, waartegen ingevolge artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht geen beroep openstaat. Het is echter wel mogelijk om een algemeen verbindend voorschrift exceptief te toetsen.
Deze toetsing houdt in dat de rechter een niet door de formele wetgever gegeven voorschrift buiten toepassing dient te laten, indien dit voorschrift in strijd is met een hogere regeling. Een zodanig voorschrift kan voorts wegens strijd met een algemeen rechtsbeginsel buiten toepassing worden gelaten indien het desbetreffende overheidsorgaan, in aanmerking genomen de feitelijke omstandigheden en de belangen die aan dit orgaan ten tijde van de totstandbrenging van het voorschrift bekend waren of op grond van deugdelijk onderzoek behoorden te zijn, in redelijkheid niet tot vaststelling van dat voorschrift heeft kunnen komen. De rechter heeft echter niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend, naar eigen inzicht vast te stellen. Het is aan het regelgevend bevoegd gezag de verschillende belangen en de feiten en omstandigheden die bij het nemen van een besluit inhoudende algemeen verbindende voorschriften betrokken zijn, tegen elkaar af te wegen.
3.3. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen biedt de tekst van artikel 28, tweede lid, van de Verordening ruimte voor het college om in artikel 3.1 van de SNL voor een collectieve aanpak te kiezen waarbij alleen door verenigingen bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond subsidie kan worden aangevraagd. In het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland dat is opgesteld voor de programmeringsperiode 2014-2020 (hierna: POP 3) heeft Nederland voor die collectieve benadering gekozen. De synergieën die voortvloeien uit verbintenissen die een groep landbouwers gezamenlijk aangaat hebben volgens punt 22 van de considerans van de Verordening een multiplicatoreffect op de milieu- en klimaatvoordelen. Bij beschikking C(2015) 836 van 13 februari 2015, gewijzigd bij beschikking C(2016) 53 van 7 januari 2016, heeft de Europese Commissie het door Nederland op grond van artikel 10 van de Verordening ingediende POP 3 voor de periode 2014-2020 goedgekeurd. Gelet hierop heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat geen aanleiding bestaat artikel 3.1 van de SNL buiten toepassing te laten wegens strijd met artikel 28, tweede lid, van de Verordening.
Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de aanwijzing van Natura 2000-gebied Leenderbos en de verplichting om een teeltvrije zone aan te houden langs beken leidt evenmin tot het oordeel dat artikel 3.1 van de SNL buiten toepassing moet worden gelaten, reeds omdat die geen hogere regeling of algemeen rechtsbeginsel betreffen.
3.4. Het betoog faalt.
Conclusie
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Borman w.g. Van Zanten
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2017
97-809.