ECLI:NL:RVS:2017:3214

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
22 november 2017
Zaaknummer
201702721/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen stopzetting kinderopvangtoeslag en terugvordering door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 februari 2017, waarin het beroep van [appellant] tegen de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. De Belastingdienst had op 27 juli 2015 de kinderopvangtoeslag van [appellant] over 2012 stopgezet, omdat de aangeleverde informatie als onvolledig werd beschouwd. Vervolgens werd de toeslag definitief vastgesteld op nihil en werd een teveel uitbetaald voorschot van € 14.513,00 teruggevorderd. In een later besluit op bezwaar werd de kinderopvangtoeslag opnieuw berekend en vastgesteld op € 3.699,00, maar dit werd door de rechtbank bevestigd.

In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat de Belastingdienst van te weinig gewerkte uren was uitgegaan. Hij stelde dat hij voldoende bewijs had geleverd van zijn gewerkte uren in 2012 en dat hij recht had op kinderopvangtoeslag gedurende de zogenoemde 'uitloopperiode'. De Belastingdienst gaf in een schriftelijke uiteenzetting aan dat er ten onrechte met 31 BSO-uren was gerekend en dat het aantal gewerkte uren in totaal 892 was, wat leidde tot 625 BSO-uren die voor vergoeding in aanmerking kwamen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat het besluit op bezwaar van de Belastingdienst in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de Belastingdienst werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen op basis van de juiste berekening van de kinderopvangtoeslag. Tevens werd de Belastingdienst gelast om het griffierecht aan [appellant] te vergoeden.

Uitspraak

201702721/1/A2.
Datum uitspraak: 22 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 februari 2017 in zaak nr. 16/886 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juli 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [appellant] toegekende kinderopvangtoeslag over 2012 stopgezet.
Bij besluit van 11 september 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over 2012 definitief berekend en vastgesteld op nihil en het teveel uitbetaalde voorschot van € 14.513,00 van [appellant] teruggevorderd.
Bij besluit van 8 januari 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] tegen het besluit van 27 juli 2015 gemaakte bezwaar mede gericht geacht tegen het besluit van 11 september 2015, dit bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de aan [appellant] toegekende kinderopvangtoeslag over 2012 opnieuw berekend en vastgesteld op € 3.699,00.
Bij uitspraak van 20 februari 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2017, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. drs. J.H.E. van der Meer, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding, besluitvorming en aangevallen uitspraak
1.    [appellant] heeft in 2012 voor zijn twee kinderen gebruik gemaakt van buitenschoolse opvang (hierna: BSO) bij een kindercentrum. In verband hiermee heeft de Belastingdienst/Toeslagen bij besluit van 29 december 2011 voor 2012 aan hem een voorschot verstrekt van € 14.513,00. Uit de bijbehorende specificatie blijkt dat het voorschot is berekend op basis van 150 BSO-uren per maand per kind.
2.    Bij besluit van 27 juli 2015 heeft de dienst de kinderopvangtoeslag van [appellant] over 2012 stopgezet, omdat de informatie die [appellant] had opgestuurd onvolledig was.
Bij besluit van 11 september 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen vervolgens de kinderopvangtoeslag over 2012 definitief berekend op nihil en het uitbetaalde voorschot van hem teruggevorderd.
In het besluit op bezwaar is de Belastingdienst/Toeslagen gedeeltelijk tegemoetgekomen aan het bezwaar van [appellant] en heeft de dienst de definitieve berekening aangepast en de kinderopvangtoeslag van [appellant] over 2012 vastgesteld op € 3.699,00. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich in dit besluit op het standpunt gesteld dat [appellant] recht heeft op een kinderopvangtoeslag op basis van 31 BSO-uren.
De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd.
Hoger beroep
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Belastingdienst/Toeslagen van te weinig gewerkte uren in 2012 is uitgegaan. Hij voert daartoe aan dat hij genoegzaam heeft aangetoond dat hij in de periode van januari tot en met maart en in november en december 2012 heeft gewerkt en dat hij daarnaast nog recht heeft op kinderopvangtoeslag gedurende de zogenoemde "uitloopperiode". Gelet hierop dient de kinderopvangtoeslag over 2012 opnieuw te worden berekend, aldus [appellant].
3.1.    In de schriftelijke uiteenzetting in hoger beroep heeft de Belastingdienst/Toeslagen te kennen gegeven dat in het besluit op bezwaar ten onrechte rekening is gehouden met 31 BSO-uren. De Belastingdienst/Toeslagen heeft toegelicht dat rekening dient te worden gehouden met in totaal 892 gewerkte uren (360 uren in de periode januari tot en met maart, 360 uren in de zogenoemde "uitloopperiode" en 172 uren in de periode oktober tot en met december). Daarvan komt 70% voor vergoeding in aanmerking, in totaal 625 BSO-uren. Dit komt neer op 52 BSO-uren per maand per kind, aldus de schriftelijke uiteenzetting.
3.2.    Ter zitting heeft [appellant] te kennen gegeven dat hij zich met deze berekening kan verenigen. Nu uit de nadere berekening blijkt en door de Belastingdienst/Toeslagen zelf ook in de schriftelijke uiteenzetting is toegegeven dat in het besluit op bezwaar rekening is gehouden met een onjuist aantal BSO-uren, komt dit besluit wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaagt.
4.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het bezwaar alsnog gegrond verklaren en de Belastingdienst/Toeslagen opdragen om een besluit op bezwaar te nemen, op basis van de berekening, hiervoor vermeld in 3.1. Dit betekent dat de dienst de kinderopvangtoeslag van [appellant] over 2012 opnieuw moet berekenen en moet vaststellen, op basis van 52 BSO-uren per maand per kind. De Afdeling ziet geen aanleiding om de besluiten van 27 juli 2015 en van 11 september 2015 te herroepen, nu de Afdeling ervan uitgaat dat deze besluiten bij het besluit van 8 januari 2016 reeds zijn herroepen.
5.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 februari 2017 in zaak nr. 16/886;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 8 januari 2016, kenmerk […];
V.    draagt de Belastingdienst/Toeslagen op om met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen;
VI.    gelast dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 296,00 (zegge: tweehonderdzesennegentig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Jurgens    w.g. Nales
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2017
680.