ECLI:NL:RVS:2017:3185

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
22 november 2017
Zaaknummer
201704944/2/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Remigratiewet

Op 22 november 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoeker, die zijn aanvraag om voorzieningen krachtens de Remigratiewet had ingediend, was afgewezen door de raad van bestuur op 29 juli 2014. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 12 juni 2017, heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 13 november 2017, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, is het verzoek behandeld. Verzoeker stelde dat hij zijn kinderen had ingeschreven op een school in Turkije en dat hij spoedig wilde dat zij hun opleiding daar konden vervolgen. Hij meende dat hij voldeed aan de eisen voor de remigratievoorzieningen, aangezien hij acht jaar in Nederland had verbleven.

De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek om remigratievoorzieningen, indien toegewezen, bezwaarlijk te redresseren gevolgen zou hebben en het karakter van voorlopigheid zou ontberen. Daarnaast werd opgemerkt dat de rechtsvraag over de uitleg van de Remigratiewet niet geschikt was voor een voorlopige voorzieningprocedure. Gelet op deze overwegingen werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201704944/2/V6.
Datum uitspraak: 22 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2014 heeft de raad van bestuur een aanvraag van [verzoeker] om voorzieningen krachtens de Remigratiewet (hierna: de aanvraag) afgewezen.
Bij besluit van 12 juni 2017 heeft de raad van bestuur het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 november 2017, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. R. Küçükünal, advocaat te Schiedam, en de raad van bestuur, vertegenwoordigd door mr. K. Verbeek, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening de door [verzoeker] gevraagde remigratievoorzieningen worden verstrekt. [verzoeker] heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat hij zijn kinderen reeds heeft ingeschreven op een school in Turkije en wenst dat zij spoedig hun opleiding in Turkije kunnen vervolgen. Hij stelt zich verder op het standpunt dat hij in aanmerking komt voor de gevraagde voorzieningen omdat hij voorafgaande aan de aanvraag reeds acht jaren in Nederland heeft verbleven en mede daardoor voldoet aan de voor verstrekking van de remigratievoorzieningen gestelde eisen.
1.1.    Voor zover [verzoeker] met zijn verzoek beoogt dat aan hem hangende het hoger beroep remigratievoorzieningen worden verstrekt met gebruikmaking waarvan zijn kinderen in Turkije naar school zouden kunnen gaan, zou de gevraagde voorziening bezwaarlijk te redresseren gevolgen hebben en het karakter van voorlopigheid ontberen. Voor zover [verzoeker] zich op het standpunt stelt dat hij voldoet aan de voor verstrekking van de remigratievoorzieningen gestelde eisen, heeft dit standpunt betrekking op de uitleg van artikel 2b, aanhef en onder h, van de Remigratiewet. Deze rechtsvraag leent zich niet voor beantwoording in een voorlopige voorzieningprocedure.
2.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Groenendijk
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2017
164.