ECLI:NL:RVS:2017:3185
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Remigratiewet
Op 22 november 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoeker, die zijn aanvraag om voorzieningen krachtens de Remigratiewet had ingediend, was afgewezen door de raad van bestuur op 29 juli 2014. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 12 juni 2017, heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 13 november 2017, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, is het verzoek behandeld. Verzoeker stelde dat hij zijn kinderen had ingeschreven op een school in Turkije en dat hij spoedig wilde dat zij hun opleiding daar konden vervolgen. Hij meende dat hij voldeed aan de eisen voor de remigratievoorzieningen, aangezien hij acht jaar in Nederland had verbleven.
De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek om remigratievoorzieningen, indien toegewezen, bezwaarlijk te redresseren gevolgen zou hebben en het karakter van voorlopigheid zou ontberen. Daarnaast werd opgemerkt dat de rechtsvraag over de uitleg van de Remigratiewet niet geschikt was voor een voorlopige voorzieningprocedure. Gelet op deze overwegingen werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.