ECLI:NL:RVS:2017:3157

Raad van State

Datum uitspraak
7 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
201708651/1/A1 en 201708651/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit tot verwijdering van parkeerplaatsen zonder vergunning

Op 7 november 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de Vereniging van Eigenaren van Parkflat Beukenhorst tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug, waarbij de vereniging onder dwangsom is gelast om zonder vergunning aangelegde parkeerplaatsen te verwijderen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bezwaar van de vereniging tegen dit besluit niet-ontvankelijk was, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De vereniging stelde dat zij het bezwaarschrift tijdig per mail en per post had verzonden, maar dit kon niet worden aangetoond. Tijdens de zitting op 7 november 2017 bevestigde de voorzieningenrechter de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat nader onderzoek niet nodig was. Tevens werd opgemerkt dat het college had toegezegd afspraken te maken met de vereniging om te voorkomen dat dwangsommen zouden worden verbeurd, mits er binnen een redelijke termijn aan de last werd voldaan.

Uitspraak

201708651/1/A1 en
201708651/2/A1.
Datum uitspraak: 7 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening en, met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht, op het hoger beroep van:
de Vereniging van Eigenaren van Parkflat Beukenhorst, gevestigd te Driebergen-Rijsenburg (hierna: de vereniging)
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) van 24 oktober 2017 in zaken nrs. 17/4059 en 17/4243 in het geding tussen:
de vereniging
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug.
Openbare zitting gehouden op 7 november 2017 om 10:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter
griffier: mr. M.J. van der Zijpp
Verschenen:
De vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en bijgestaan door mr. T.A. Timmermans, advocaat te Wageningen;
Het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug, vertegenwoordigd door W. van der Wel.
Het hoger beroep richt zich tegen de mondelinge uitspraak van 24 oktober 2017 van de rechtbank. Bij die uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het college een door de vereniging tegen een besluit van het college van 28 juni 2017 gemaakt bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Bij het besluit van 28 juni 2017 is de vereniging, kort weergegeven, onder dwangsom gelast om zonder vergunning aangelegde parkeerplaatsen te verwijderen.
Beslissing
De voorzieningenrechter bevestigt de uitspraak van de rechtbank, en wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. De vereniging heeft volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat, zoals zij stelt, tijdig per mail en per post een bezwaarschrift is ingediend. Dit bezwaarschrift is niet aangetroffen bij het college, ook niet na intern onderzoek van de gemeente in zowel de mailbox als de postkamer.
Het oordeel van de rechtbank is juist.
De vereniging heeft geen sluitend bewijs geleverd van de daadwerkelijke verzending van het bezwaarschrift per mail. Bovendien is het bezwaarschrift ook niet per post ontvangen bij de gemeente, zodat ook in zoverre niet is aangetoond dat tijdig een bezwaarschrift is ingediend. Verzending daarvan heeft de vereniging evenmin aannemelijk gemaakt.
De uitspraak van de rechtbank moet gelet hierop worden bevestigd. Dat betekent dat er geen plaats is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter neemt bij deze uitspraak in aanmerking dat het college ter zitting heeft toegezegd dat met de vereniging afspraken zullen worden gemaakt om ervoor te zorgen dat geen dwangsommen worden verbeurd indien binnen een redelijke termijn aan de last wordt voldaan.
w.g. Van Altena    w.g. Van der Zijpp
voorzieningenrechter   griffier