201703670/1/R1.
Datum uitspraak: 15 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Aalsmeer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 februari 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening N201 zone - Schipholparkeren" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2017, waar [appellanten], bijgestaan door mr. B.C. Schoenmaker en C.J.M. Buis, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.P.E. Frusch, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Ter plaatse van de gronden waar het bestemmingsplan "N201-zone" het vigerende plan is, is het zogenoemde "schipholparkeren" toegestaan. Hieronder wordt verstaan het in bewaring nemen van motorvoertuigen en het verzorgen van het transport van passagiers van en naar Schiphol. Het bestemmingsplan "N201-zone" is voor een groot deel reeds vervangen door nieuwe bestemmingsplannen die het gebruik van de gronden ten behoeve van schipholparkeren uitsluiten. Voor een deel is dit echter nog niet geschied. De raad vindt het ongewenst dat ter plaatse van die delen schipholparkeren is toegestaan. Dit plan heeft als doel om het gebruik van de desbetreffende gronden ten behoeve van schipholparkeren uit te sluiten. Ter plaatse van enkele plandelen is hierop een uitzondering gemaakt en is schipholparkeren bij recht toegestaan. [appellanten] zijn eigenaar van een bedrijf op het perceel [locatie]. Dit perceel ligt buiten het plangebied en is opgenomen in het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost", vastgesteld door de raad bij besluit van 4 december 2014. Aan het plandeel ter plaatse van dit perceel is een agrarische bestemming toegekend en is schipholparkeren uitgesloten. [appellanten] zijn niet opgekomen tegen dit plan. Vast staat dat het gebruik van hun perceel ten behoeve van schipholparkeren overgangsrechtelijke bescherming geniet. [appellanten] willen dat de raad dit perceel opneemt in onderhavig plan waarbij schipholparkeren wordt toegestaan.
Ontvankelijkheid
2. De raad betoogt dat het beroep van [appellanten] niet-ontvankelijk is. Hiertoe voert hij aan dat zij geen belanghebbenden zijn bij dit besluit, omdat hun perceel geen onderdeel uitmaakt van het onderhavige plangebied.
2.1. Dit plan heeft als doel om ter plaatse van het plangebied het gebruik van de gronden ten behoeve van schipholparkeren uit te sluiten. Ter plaatse van enkele plandelen is hierop een uitzondering gemaakt en is schipholparkeren bij recht toegestaan. [appellanten] hebben betoogd dat hun perceel [locatie] ten onrechte niet in het plan is betrokken. [appellanten] dienen gelet op het voorgaande als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te worden aangemerkt. Dat het perceel van [appellanten] geen onderdeel uitmaakt van het onderhavige plangebied is in dit kader niet relevant.
Het betoog faalt.
Beroepsgrond
3. [appellanten] richten zich tegen de begrenzing van het plangebied. Zij betogen dat de raad bij het vaststellen van dit plan hun perceel [locatie] ten onrechte niet in dit plan heeft betrokken waarbij de raad ter plaatse van hun perceel het gebruik van de gronden voor schipholparkeren had moeten toestaan. Hiertoe voeren zij aan dat het bestemmingsplan dat thans geldt ter plaatse van hun perceel weliswaar geen schipholparkeren toestaat, maar het voorheen geldende plan "N201 - zone" dit wel toestond. Ook voeren [appellanten] aan dat de raad hen een zwaardere bewijslast oplegt dan vier andere bedrijven alvorens wordt aangenomen dat op 6 maart 2015 - de door de raad gehanteerde peildatum - op hun perceel schipholparkeren plaatsvond.
3.1. De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de raad heeft toegelicht dat het doel van dit plan is om schipholparkeren niet langer in het algemeen planologisch toe te staan. Vast staat dat ter plaatse van het perceel van [appellanten] schipholparkeren reeds was uitgesloten. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er voor hem geen aanleiding bestond om het desbetreffende perceel in dit plan te betrekken. De omstandigheid dat het gebruik ten behoeve van schipholparkeren ter plaatse van het perceel van [appellanten] overgangsrechtelijke bescherming geniet, maakt dit oordeel niet anders. Dit brengt immers niet met zich dat de raad is gehouden om het gebruik dat thans onder het overgangsrecht is toegestaan, direct bij recht toe te staan. De aangewezen weg om het gebruik ter plaatse van dit perceel planologisch te doen wijzigen is door een verzoek om herziening van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Oost" in te dienen.
Het betoog faalt.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W.A.M.M. Delauw, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Delauw
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2017
812.