ECLI:NL:RVS:2017:3073
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake handhaving van bestemmingsplan en omgevingsvergunning voor paardenbakken in Ankeveen
Op 14 november 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vennootschap en haar vennoten. De vennootschap was door het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren gelast om een aantal zonder omgevingsvergunning geëxploiteerde paardenbakken, uitloopbakken en bijbehorende voorzieningen te verwijderen. Dit besluit was genomen op basis van overtredingen van het bestemmingsplan en het ontbreken van de vereiste vergunningen. De vennootschap en haar vennoten waren in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die hun bezwaren tegen de besluiten van het college ongegrond had verklaard.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 7 november 2017. De vennootschap voerde aan dat zij geen overtreder was, omdat zij de voorzieningen niet had aangelegd en niet de eigenaar van de grond was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de vennootschap de paardenbakken exploiteerde en dat dit in strijd was met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter schorste het besluit van 6 december 2016 van het college, dat de vennootschap had gelast om het zandbed en de drainagebuizen te verwijderen, en veroordeelde het college tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan de vennootschap en haar vennoten.
De uitspraak benadrukt het belang van naleving van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen, en bevestigt dat exploitanten van dergelijke voorzieningen verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor overtredingen, ook als zij niet de eigenaren van de grond zijn. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de vennootschap en haar vennoten afgewogen tegen de handhaving van het bestemmingsplan en heeft besloten dat de handhaving in dit geval niet onterecht was, maar dat er aanleiding was om het besluit van het college te schorsen.