ECLI:NL:RVS:2017:3069

Raad van State

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
201708777/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Kiesraad over raadgevend referendum inzake Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017

In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld tegen het besluit van de Kiesraad van 30 oktober 2017. Dit besluit betreft de toelating van een definitief verzoek tot het houden van een raadgevend referendum over de Wet van 26 juli 2017, die regels bevat met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en enkele andere wetten wijzigt. De mondelinge uitspraak vond plaats op 9 november 2017, waarbij de Staatsraad de zaak behandelde.

De appellant, die in de procedure werd vertegenwoordigd, stelde dat hij rechtstreeks en persoonlijk door het besluit van de Kiesraad was getroffen. Echter, de Raad van State oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de appellant zich niet voldoende onderscheidde van een groot aantal andere kiesgerechtigden die door hetzelfde besluit in hun belangen werden geraakt. De Raad benadrukte dat volgens de Algemene wet bestuursrecht alleen belanghebbenden, gedefinieerd als degenen wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, beroep kunnen instellen.

De uitspraak van de Raad van State is van belang voor de interpretatie van de term 'belanghebbende' in het kader van de Kieswet en de Wet raadgevend referendum. De Raad concludeerde dat de appellant, ondanks zijn claim van schending van grondrechten, niet in een positie verkeerde die hem onderscheidde van de overige betrokkenen. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de appellant geen recht had om tegen het besluit van de Kiesraad in beroep te gaan.

Uitspraak

201708777/1/A2.
Datum uitspraak: 9 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
de Kiesraad, handelend als centraal stembureau voor het houden van een referendum (hierna: de Kiesraad),
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 9 november 2017 om 14:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H.M. van Altena    voorzitter
Staatsraad mr. D.A.C. Slump    lid
Staatsraad mr. A.W.M. Bijloos    lid
griffier: mr. M. Rijsdijk
Verschenen:
[appellant];
De Kiesraad, vertegenwoordigd door mr. W.A.E. Brüheim.
Het beroep richt zich tegen het besluit van de Kiesraad van 30 oktober 2017, waarbij het definitieve verzoek tot het houden van een raadgevend referendum over de Wet van 26 juli 2017, houdende regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017), is toegelaten.
Beslissing:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Gronden:
-    In de Kieswet is voor een aantal besluiten, in afwijking van de Algemene wet bestuursrecht, beroep opengesteld voor iedere kiesgerechtigde. Deze afwijkende bepaling is in de Wet raadgevend referendum niet overgenomen. Dit betekent dat tegen een besluit op grond van de Wet raadgevend referendum overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht beroep kan worden ingesteld.
-    Artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat belanghebbenden tegen een besluit beroep kunnen instellen bij de bestuursrechter. Onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (artikel 1:2, eerste lid).
-    Met de woorden ‘wiens belang rechtstreeks is betrokken’ wordt een zekere begrenzing beoogd. Een persoon die wellicht enig belang heeft, doch zich op dat punt niet onderscheidt van grote aantallen anderen, kan niet worden beschouwd als een persoon met een rechtstreeks betrokken belang.
-    [appellant] acht zich rechtstreeks en persoonlijk door het besluit van de Kiesraad in zijn belang is getroffen, maar dat belang onderscheidt zich niet in voldoende mate van dat van een groot aantal anderen. Die anderen worden op dezelfde wijze door het besluit van de Kiesraad in hun belang geraakt. Dat [appellant] zich door het besluit in zijn grondrechten geschonden acht maakt dat niet anders omdat hij zich daarmee evenmin van een groot aantal anderen onderscheidt.
w.g. Van Altena    w.g. Rijsdijk
voorzitter    griffier
705.