ECLI:NL:RVS:2017:3062

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
201706823/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake 24-uursopvang voor vreemdelingen in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, waarin het beroep van de vreemdeling tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ongegrond werd verklaard. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen de mededeling van het college dat hij niet in aanmerking kwam voor de 24-uursopvang in de Bed-, Bad- en Broodvoorziening (BBB-voorziening). De vreemdeling was eerder 24-uursopvang verleend in het kader van het Programma Vreemdelingen, maar het college had hem nu verwezen naar de 17-uursopvang, wat leidde tot het geschil.

De vreemdeling betoogde in zijn grieven dat de rechtbank niet had onderkend dat het college zich niet aan de vergewisplicht had gehouden door enkel af te gaan op een mondeling advies van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD). Hij stelde dat het college inconsistent had gehandeld, omdat hij eerder wel 24-uursopvang had gekregen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep gegrond was. De rechtbank had niet onderkend dat het advies van de GGD niet voldoende gemotiveerd was en dat het college zich niet had kunnen vergewissen van de zorgvuldigheid van dit advies.

De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het besluit van het college van 2 juni 2017 werd om die reden vernietigd. Het college werd opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdeling. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.485 werd vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 november 2017.

Uitspraak

201706823/1/V1.
Datum uitspraak: 15 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 juli 2017 in zaak nr. 17/11585 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam.
Procesverloop
Bij brief van 16 mei 2017 (hierna: de brief van 16 mei 2017) heeft het college, voor zover thans van belang, aan de vreemdeling meegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor de 24-uursopvang in de Bed-, Bad- en Broodvoorziening (hierna: de BBB-voorziening).
Bij besluit van 2 juni 2017 heeft het college het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juli 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. Vanaf 1 juli 2015 bestaat in de gemeente Amsterdam het zogenoemde Programma Vreemdelingen. In dat kader heeft het college de vreemdeling per 9 maart 2016 24-uursopvang in Daalburgh verleend. Deze vorm van opvang heeft het college beleidsmatig aan een maximale duur van één jaar gebonden. Bij wijze van vervolgopvang voor kwetsbare vreemdelingen bestaat in de gemeente Amsterdam de 24-uursopvang in de BBB-voorziening. Het college verwijst niet-kwetsbare vreemdelingen naar de 17-uurs(vervolg-)opvang in de BBB-voorziening. Het geschil bij de rechtbank is beperkt tot de kwestie of het college de vreemdeling terecht opvang in de 24-uursopvang in de BBB-voorziening heeft onthouden en hem heeft verwezen naar de 17-uursopvang in de BBB-voorziening.
Grieven
2. In de twee grieven beoogt de vreemdeling te betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college, door zonder nader onderzoek af te gaan op het door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (hierna: de GGD) mondeling gegeven advies, zich niet heeft gehouden aan de op hem rustende vergewisplicht en bovendien niet consistent heeft gehandeld, nu het de vreemdeling in het kader van het Programma Vreemdelingen wél 24-uursopvang heeft geboden. Daartoe voert de vreemdeling in wezen aan dat de rechtbank, door de vreemdeling tegen te werpen dat hij over zijn medische situatie geen begin van bewijs heeft geleverd en het college te volgen in diens standpunt dat, gegeven het advies van de GGD, het op de weg van de vreemdeling had gelegen om nadere medische stukken over te leggen, niet heeft onderkend dat het advies van de GGD slechts uit een 'ja of nee' bestaat en niet anders luidde dan in 2016 bij zijn verzoek om toelating tot het Programma Vreemdelingen het geval was.
2.1. Ter zitting bij de rechtbank heeft het college toegelicht dat de GGD telefonisch met een 'ja' of een 'nee' aan de gemeente laat weten of de desbetreffende vreemdeling al dan niet kwetsbaar is. De brief van 16 mei 2017 geeft er blijk dat de GGD in dit geval telefonisch een 'nee' heeft doorgegeven. Reeds omdat het advies van de GGD in het geheel niet is gemotiveerd, heeft het college zich er niet van kunnen vergewissen dat dit advies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Het daarop gebaseerde besluit op bezwaar kan reeds daarom in rechte geen stand houden. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1674.
Reeds hierom slagen de grieven.
Conclusie
3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Hetgeen de vreemdeling voor het overige in het hogerberoepschrift heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 2 juni 2017 alsnog gegrond verklaren. De Afdeling zal dat besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb vernietigen. Het college moet een nieuw besluit nemen op het door de vreemdeling tegen de brief van 16 mei 2017 gemaakte bezwaar.
4. Het college moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld. Omdat de griffier van de Afdeling de vreemdeling heeft bericht vooralsnog af te zien van het heffen van griffierecht in hoger beroep, bestaat geen grond te bepalen dat het college aan de vreemdeling dat griffierecht vergoedt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 juli 2017 in zaak nr. 17/11585;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van 2 juni 2017, kenmerk BB 112852 25342 PF;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.485 (zegge: veertienhonderdvijfentachtig euro).
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, griffier.
w.g. Verheij w.g. Groeneweg
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2017
32.