ECLI:NL:RVS:2017:3028

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
8 november 2017
Zaaknummer
201704348/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Parklaan, Vlijmen en de gevolgen voor verkeersdruk en woonklimaat

Op 8 november 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Parklaan, Vlijmen". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Heusden op 28 maart 2017, voorziet in de bouw van maximaal 32 grondgebonden woningen op de locatie van een voormalige school. De appellant, wonend tegenover het plangebied, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, met als argumenten een onaanvaardbare toename van verkeersdruk, geluidsoverlast en aantasting van zijn woon- en leefklimaat door verlies van vrij uitzicht en privacy.

De Afdeling heeft de zaak op 12 oktober 2017 ter zitting behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door mr. E.T. Stevens. De raad werd vertegenwoordigd door J.E.W. van Baardwijk en ing. J.G.H. Rompen. De Afdeling heeft overwogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan de belangen van de betrokkenen in redelijkheid heeft afgewogen. De verkeersafwikkeling is onderzocht en de raad heeft geconcludeerd dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare toename van verkeersdruk. De appellant's argumenten over geluidsoverlast en de gevolgen voor zijn woon- en leefklimaat zijn eveneens door de Afdeling beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de appellant.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij is vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigt de bevoegdheid van de raad om bestemmingsplannen vast te stellen en de afweging van belangen die daarbij komt kijken.

Uitspraak

201704348/1/R6.
Datum uitspraak:8 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Vlijmen, gemeente Heusden,
en
de raad van de gemeente Heusden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 maart 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Parklaan, Vlijmen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 oktober 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. E.T. Stevens, en de raad, vertegenwoordigd door J.E.W. van Baardwijk en ing. J.G.H. Rompen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het plan voorziet in de bouw van maximaal 32 grondgebonden woningen op de percelen, kadastraal bekend gemeente Vlijmen, sectie H, nummer 4727 en 5370, aan de Parklaan op de locatie van de voormalige school in de woonwijk Vliedberg. De school is inmiddels gesloopt en het terrein ligt braak. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 6.130 m².
[appellant] woont op het perceel [locatie] tegenover het plangebied. [appellant] vreest met name voor een onaanvaardbare toename van verkeersdruk en een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat in de vorm van verlies van vrij uitzicht en privacy.
Toetsingskader
2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Beroep
Intrekking beroepsgronden
3.    Ter zitting heeft [appellant] zijn beroepsgronden over onvoldoende parkeerplaatsen, externe veiligheid en financiële uitvoerbaarheid ingetrokken.
Verkeer
4.    [appellant] betoogt dat het plan leidt tot een onaanvaardbare toename van de verkeersdruk.
[appellant] stelt hiertoe dat de raad ten onrechte onvoldoende belang heeft gehecht aan de door [appellant] voorgestelde ontsluitingsmogelijkheid voor het bedrijventerrein Vliedberg. [appellant] wijst erop dat het verkeer vanwege het bedrijventerrein Vliedberg naar de rijksweg A59 gebruik maakt van de Vliedbergweg, waar hij woont. Volgens [appellant] had het plan niet mogen worden vastgesteld, gelet op deze verkeersproblematiek. De raad heeft ten onrechte niet onderkend dat het voor de hand had gelegen de door [appellant] voorgestelde ontsluitingsmogelijkheid mogelijk te maken, zo stelt [appellant].
4.1.    De raad stelt dat bij de voorbereiding van het plan de verkeersafwikkeling als gevolg van de beoogde woningbouw is onderzocht en dat daaruit is gebleken dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare toename van verkeersdruk. De raad wijst erop dat met het plan, dat voorziet in woningbouw, niet wordt beoogd de verkeersstructuur voor het verkeer van en naar het bedrijventerrein te wijzigen.
4.2.    De plantoelichting vermeldt over de verkeerseffecten van het plan dat in het verkeersmodel voor de situatie in 2030 reeds rekening is gehouden met de ontwikkeling van de woningbouw, die door het plan mogelijk wordt gemaakt. Verwacht wordt dat de verkeersbewegingen als gevolg van de ontwikkeling zich over de omliggende wegen als de Deken van Baarstraat, de Vliedbergweg en de Parklaan zullen verspreiden.
De plantoelichting vermeldt over de Deken van Baarstraat dat deze weg, zoals vastgelegd in het Gemeentelijke verkeers- en vervoerplan Heusden (Hierna: GVVP Heusden), een functie als gebiedsontsluitingsweg heeft en een 50 km/h-zone is. Voor deze weg geldt volgens de GVVP een voorkeursintensiteit van 5.000-8.000 motorvoertuigen (hierna: mvt) per etmaal. In de huidige situatie wordt deze weg gebruikt als ontsluitingsweg en is sprake van een verkeersintensiteit van ongeveer 7.000 mvt per etmaal. De intensiteit op de Deken van Baarstraat voor 2030 wordt op 7500 mvt per etmaal geprognosticeerd. Hierbij is reeds rekening gehouden met de in het plan beoogde woningbouw.
Over de Vliedbergweg vermeldt de plantoelichting dat in het GVVP Heusden aan deze weg een functie als erftoegangsweg type I is toebedeeld. Voor een dergelijke weg geldt volgens de GVVP een voorkeursintensiteit tot 6.000 mvt. In de huidige situatie op deze weg is sprake van een verkeersintensiteit van ongeveer 4.100 mvt per etmaal. De verwachting is dat er in 2030 ongeveer 4.700 mvt per etmaal over deze weg zullen rijden. Hierbij is reeds rekening gehouden met de in het plan beoogde woningbouw. In de plantoelichting staat voorts dat de Vliedbergweg een 30 km/h-zone zal worden.
Over de Parklaan vermeldt de plantoelichting dat deze weg in de huidige situatie een doodlopende weg is. Het plan voorziet niet in het doortrekken van de Parklaan. De beoogde ontwikkeling zal voor deze weg leiden tot een beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen, zo staat in de plantoelichting.
Over het effect van de in het plan beoogde ontwikkeling staat in de plantoelichting dat per nieuwe woning kan uitgegaan worden van zeven verkeersbewegingen per dag. Met een maximum van 32 woningen betekent dit een verkeersgeneratie van 224 mvt per weekdag. Bij de berekening van het effect van de ontwikkeling is ook rekening gehouden met het positieve effect van de sloop van de school. Voor de school geldt dat er sprake is van een verkeersgeneratie van 40 mvt per weekdag.
De extra 184 verkeersbewegingen verspreiden zich over de omliggende wegen als de Vliedbergweg, Deken van Baarstraat en de Parklaan en leiden tot een zeer beperkte toename van de verkeersintensiteiten op die wegen, zo staat in de plantoelichting. De Afdeling overweegt dat de raad zich, gelet op evenvermelde voorkeursintensiteiten, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omliggende wegen voldoende zijn gedimensioneerd om deze extra verkeersbewegingen aan te kunnen.
Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat het plan leidt tot een onaanvaardbare toename van verkeersdruk.
Overigens heeft de raad er ter zitting op gewezen dat de toename van verkeersintensiteit als gevolg van het plan niet zal bestaan uit vrachtverkeer, maar uit personenverkeer, nu het plan voorziet in de bouw van woningen.
Over het betoog van [appellant] dat de raad ten onrechte onvoldoende belang heeft gehecht aan de door [appellant] voorgestelde ontsluitingsmogelijkheid voor het bedrijventerrein Vliedberg, overweegt de Afdeling als volgt. De raad erkent op zichzelf de door [appellant] genoemde verkeersproblematiek, maar heeft zich op het standpunt gesteld dat met het voorliggende plan, dat voorziet in woningbouw op een locatie waar voorheen een school stond, niet wordt beoogd de door omwonenden ervaren verkeersproblemen vanwege het bedrijventerrein op te lossen. De raad heeft verklaard dat het aanpassen van de verkeersstructuur en in het bijzonder het wijzigen van de ontsluiting van het bedrijventerrein van en naar de rijksweg A59 buiten de kaders van de beoogde ontwikkeling aan de Parklaan valt. De Afdeling acht dit niet onredelijk.
Het betoog faalt.
Weerkaatsing van het geluid
5.    [appellant] betoogt voorts dat de door hem gestelde onaanvaardbare toename van verkeersdruk leidt tot een onaanvaardbare toename van geluidsoverlast bij zijn woning, veroorzaakt door de weerkaatsing van geluid van de gevels van de beoogde woningen op de gevel van zijn woning. De raad heeft dit aspect ten onrechte niet meegewogen bij de voorbereiding van het plan, aldus [appellant]. Verder is het akoestisch onderzoek onzorgvuldig, nu de raad, naar [appellant] stelt, ten onrechte de geluidsnorm heeft aangepast.
5.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het akoestisch onderzoek zorgvuldig tot stand is gekomen. In het akoestisch onderzoek is voor het bepalen van de geluidgrenswaarden voor de beoogde woningen aangesloten bij de Wet geluidhinder (hierna: Wgh).
5.2.    De raad heeft bij de voorbereiding van het plan een akoestisch onderzoek laten uitvoeren. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, Parklaan te Vlijmen, woningbouw" van 12 mei 2016 (hierna: het geluidsrapport). Het geluidsrapport is als bijlage 10 opgenomen bij de plantoelichting. In het geluidsrapport is de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de beoogde woningen onderzocht. Hierbij is voor het bepalen van de maximaal toelaatbare geluidbelasting aangesloten bij de Wgh.
Het geluidsrapport vermeldt, onder verwijzing naar artikel 82, eerste lid, van de Wgh, dat de voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting 48 dB bedraagt. Mocht niet aan deze grenswaarde kunnen worden voldaan, dan kan met toepassing van artikel 83 van de Wgh eventueel ontheffing worden verkregen voor een hogere waarde. De plantoelichting vermeldt dat voor de beoogde ontwikkeling hogere geluidsgrenswaarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden verleend.
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Vlijmen. De Deken van Baarstraat en de rijksweg A59 liggen ten noorden van het plangebied. In het geluidsrapport zijn in tabel 2, onder verwijzing naar artikel 83 van de Wgh, de waarden voor de hoogst toelaatbare geluidbelasting opgenomen.
Volgens het geluidsrapport bedraagt de hoogst toelaatbare geluidbelasting vanwege de Deken van Baarstraat 63 dB.
Voor geluidgevoelige objecten binnen de zone van een rijksweg wordt volgens artikel 1 van de Wgh getoetst aan de grenswaarden voor buitenstedelijk gebied. Volgens het geluidsrapport bedraagt de hoogst toelaatbare geluidbelasting vanwege de rijksweg A59 53 dB.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen is aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het geluidsrapport en de daarin opgenomen grenswaarden voor geluid niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het geluidsrapport niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen leggen.
Over het betoog terzake van de gestelde geluidweerkaatsing van de gevels van de beoogde woningen op de gevel van de woning van [appellant], overweegt de Afdeling als volgt. [appellant] woont ten westen van het plangebied. Over de beoogde woningen direct tegenover de woning van [appellant] vermeldt het geluidsrapport dat voor de geluidbelasting vanwege de Deken van Baarstraat geldt dat deze tussen de 46 dB en 54 dB bedraagt. De maximaal toelaatbare geluidbelasting vanwege de Deken van Baarstraat van 63 dB wordt derhalve niet overschreden.
Het geluidsrapport vermeldt over de beoogde woningen tegenover de woning van [appellant] voorts dat voor de geluidbelasting vanwege de rijksweg A59 geldt dat deze geluidbelasting tussen de 44 dB en 49 dB bedraagt. De maximaal toelaatbare geluidbelasting vanwege de rijksweg A59 van 53 dB wordt evenmin overschreden.
Uit het voorgaande volgt dat de te verwachten geluidbelasting op de gevels van de beoogde woningen direct tegenover de woning van [appellant] ruim onder de maximaal toelaatbare geluidswaarden ligt. Gelet hierop heeft de raad geen aanleiding hoeven zien om als gevolg van deze te verwachten geluidbelasting ook de weerkaatsing van geluid van de gevels van beoogde woningen op de woning van [appellant] te onderzoeken.
Het betoog faalt.
Verkeersveiligheid bij het parkeren
6.    [appellant] betoogt dat de beoogde parkeerplaatsen aan de Vliedbergweg leiden tot een onveilige verkeerssituatie bij het in- en uitstappen.
6.1.    De raad heeft er op gewezen dat het plan voorziet in een verbreding van een deel van de Vliedbergweg met 6,2 m, waardoor ter hoogte van de beoogde parkeerplaatsen een ruime passeermogelijkheid voor twee vrachtwagens wordt gerealiseerd. De raad heeft verklaard dat een nog verdere verbreding van de Vliedbergweg niet past binnen de functie van die weg en de verkeersveiligheid niet ten goede komt, gelet op het risico dat weggebruikers met een hogere snelheid zullen passeren. De Afdeling acht dit niet onredelijk. Voor het oordeel dat, naar [appellant] stelt, de beoogde parkeerplaatsen aan de Vliedbergweg leiden tot een onveilige verkeerssituatie ter plaatse ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding. Overigens heeft de raad ter zitting verklaard dat er, los van het plan, maatregelen zullen worden genomen om de verkeersituatie op de Vliedbergweg te verbeteren.
Het betoog faalt.
Woon- en leefklimaat
7.    [appellant] betoogt dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat. [appellant] vreest voor het verlies van vrij uitzicht, een onaanvaardbare inbreuk op zijn privacy, en een onaanvaardbare toename van schaduwwerking.
7.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat, voor zover het betreft de aspecten privacy, vrij uitzicht en schaduwwerking, ter plaatse van het perceel van [appellant]. Ter zitting heeft de raad erop gewezen dat het bestemmingsplan "Vlijmen en Vliedberg herziening 2013", dat voorheen voor het plangebied gold, in ruime bouwmogelijkheden voor de percelen voorzag. Ter plaatse was bebouwing, ten behoeve van de bestemming "Maatschappelijk" toegestaan. Voor het bouwvlak op de percelen gold een bebouwingspercentage van 100%.
7.2.    Aan het plangebied is, voor zover van belang, de bestemming "Wonen" toegekend.
De relevante planregels, die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
7.3.    In artikel 5, lid 5.2.1, van de planregels is bepaald dat binnen de bestemming "Wonen" gestapelde woningen niet zijn toegestaan. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
7.4.    Het bouwvlak voor de woningen ligt op meer dan 20 m afstand van de woning van [appellant]. Binnen het plangebied was een school gevestigd. De school is inmiddels gesloopt en het terrein ligt braak. [appellant] heeft vanuit zijn woning zicht op de gronden in het plangebied. Voorop staat dat geen recht bestaat op blijvend vrij uitzicht. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling meer gewicht kunnen toekennen aan het belang bij het realiseren van de in het plan voorziene woningen dan aan het belang van [appellant] bij het behoud van zijn huidige uitzicht. Hierbij heeft de raad mede van belang kunnen achten dat het perceel in een bebouwde omgeving en in een bestaande woonwijk ligt. Ook heeft de raad betekenis mogen toekennen aan de omstandigheid dat onder het vorige bestemmingsplan het bouwvlak op de percelen 100% mocht worden bebouwd.
7.5.    Voor zover [appellant] betoogt dat het plan, met name de beoogde bebouwing, leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op zijn privacy, overweegt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat daarvan geen sprake is. De raad heeft hierbij in aanmerking kunnen nemen dat het perceel in een bestaande woonwijk ligt. Niet kan worden ontkend dat de privacy van [appellant] enigszins zal worden aangetast door de beoogde woningen. De raad heeft echter bij zijn belangenafweging mogen betrekken dat [appellant] in een reeds bebouwde omgeving woont, het bouwvlak voor de woningen op meer dan 20 m van de woning van [appellant] is gesitueerd en dat ter plaatse alleen grondgebonden woningen zijn toegestaan.
Gelet hierop heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan de privacy van [appellant] niet op onaanvaardbare wijze aantast.
7.6.    Voor zover [appellant] betoogt dat het plan, met name de beoogde bebouwing, leidt tot een onaanvaardbare toename van schaduwwerking bij zijn woning, overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft bij zijn belangenafweging mogen betrekken dat [appellant] in een reeds bebouwde omgeving woont, het bouwvlak voor de beoogde woningen op meer dan 20 m afstand van de woning van [appellant] is gesitueerd en ter plaatse geen gestapelde woningen zijn toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte voor de beoogde woningen bedraagt 7 m respectievelijk 11 m, hetgeen overeenkomt met twee bouwlagen en een kap. Hoewel voorheen ter plaatse een maximale goot- en bouwhoogte van 3,5 m gold, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er mogelijk schaduwwerking als gevolg van de beoogde woningen bij de woning van [appellant] kan optreden, maar dat deze, mede gelet op de afstand en de ligging in een bestaande woonwijk, aanvaardbaar is.
Gelet hierop heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare toename van schaduwwerking bij de woning van [appellant].
7.7.    Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat, voor zover het betreft de aspecten vrij uitzicht, privacy en schaduwwerking, ter plaatse van het perceel van [appellant].
Het betoog faalt.
Verwijzen naar zienswijze
8.    [appellant] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Conclusie
9.    Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.
w.g. Daalder    w.g. Ramrattansing
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2017
408. BIJLAGE
Planregels
Artikel 5, lid 5.1 van de planregels luidt:
" De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
c. tuinen, erven en verhardingen;
d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeersroutes, en parkeervoorzieningen en voorzieningen;
f. groenvoorzieningen;
g. speelvoorzieningen;
h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
i. nutsvoorzieningen."
Lid 5.2.1 luidt:
"Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 32;
c. gestapelde woningen zijn niet toegestaan;
d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
e. bij het bepalen van de goothoogte dient minimaal ¾ van de totale gootlengte te voldoen aan de goothoogte;
f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m;
g. de diepte en de breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m."