201609404/1/A2.
Datum uitspraak: 1 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 november 2016 in zaak nr. 16/3356 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een brief van [appellant] van 16 februari 2016 geduid als aanvraag zorgtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2012 en deze aanvraag afgewezen.
Bij besluit van 13 mei 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 november 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 mei 2016 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Voorts is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2017, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. [appellant] heeft op 26 maart 2009 bij de Belastingdienst/Toeslagen een aanvraag zorgtoeslag voor het toeslagjaar 2007 ingediend. Tussen partijen is niet in geschil dat de zorgtoeslag voor dat toeslagjaar ook is toegekend. Op 21 januari 2011 heeft [appellant] met betrekking tot de zorgtoeslag wijzigingen aan de Belastingdienst/Toeslagen doorgegeven.
3. Bij brief van 16 februari 2016 heeft [appellant] bij de Belastingdienst/Toeslagen een bezwaar ingediend tegen het niet definitief vaststellen van de zorgtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2012. De Belastingdienst/Toeslagen heeft het bezwaar opgevat als aanvraag zorgtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2012. Bij besluit van 2 maart 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aanvragen zorgtoeslag van [appellant] afgewezen, omdat deze te laat zijn ingediend.
4. Aan het besluit van 13 mei 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat de op 16 februari 2016 ingediende aanvragen zorgtoeslag 2008 tot en met 2012 buiten de redelijke termijn en daarmee te laat zijn ingediend.
5. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de aanvragen voor 2008 tot en met 2012 niet tijdig zijn ingediend. In dat verband heeft de rechtbank overwogen dat de aanvraag uit 2009 voor zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2007 op grond van artikel 15, vierde (thans: vijfde) lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen geacht wordt mede te zijn gedaan voor de op 2007 volgende berekeningsjaren en de aanvragen voor de jaren 2008 tot en met 2012 derhalve tijdig zijn ingediend. De rechtbank heeft om die reden het beroep gegrond verklaard en het besluit op bezwaar van 13 mei 2016 vernietigd. De rechtbank heeft aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] zijn bezwaar van 16 februari 2016 en het op 15 maart 2016 ingestelde beroep onredelijk laat heeft ingediend, nu hij sinds de aanvraag in 2009 geen berichten van de Belastingdienst/Toeslagen heeft ontvangen en hij hierover ook geen contact heeft gehad met de Belastingdienst/Toeslagen.
6. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de Belastingdienst/Toeslagen zorgtoeslag voor de jaren 2008 tot en met 2012 aan hem had moeten toekennen. Daartoe voert hij aan dat hij op 21 januari 2011 een digitaal wijzigingsbericht voor het berekeningsjaar 2009 heeft verzonden en dat hij daarop de digitale bevestiging van de Belastingdienst/Toeslagen heeft ontvangen dat de wijziging is ondertekend, naar de Belastingdienst/Toeslagen is verzonden en de ingangsdatum van de verzonden wijziging zorgtoeslag 1 januari 2009 is. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft hij dus wel degelijk een bericht van de Belastingdienst/Toeslagen ontvangen en mocht hij op grond van dat bericht erop vertrouwen dat de wijziging in zijn toeslag zou worden doorgevoerd en de toeslag niet was beëindigd. Dat deze wijziging niet in het systeem is opgenomen en de Belastingdienst/Toeslagen zonder enig bericht de zorgtoeslag aan hem heeft beëindigd, dient voor rekening en risico van de dienst te blijven en kan niet aan hem worden tegengeworpen, aldus [appellant].
6.1. De rechtbank heeft het besluit van 13 mei 2016 vernietigd, omdat de Belastingdienst/Toeslagen niet heeft onderkend dat de door [appellant] ingediende aanvraag voor het berekeningsjaar 2007 op grond van artikel 15, vierde (thans: vijfde) lid, van de Awb tevens moet worden geacht te zijn gedaan voor de opvolgende berekeningsjaren. Anders dan de Belastingdienst/Toeslagen heeft aangenomen, zijn die aanvragen dus niet te laat ingediend. Vernietiging van een besluit op bezwaar brengt met zich dat het bestuursorgaan een nieuw besluit moet nemen. [appellant] heeft er belang bij dat de Belastingdienst/Toeslagen alsnog een nieuw besluit op bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag zorgtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2012 neemt. De dienst mag dit immers niet meer baseren op de grond dat de ingediende aanvragen zorgtoeslag over de berekeningsjaren 2008 tot en met 2012 te laat zijn ingediend. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
Het betoog slaagt.
7. De conclusie is dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 13 mei 2016 ten onrechte in stand heeft gelaten en ten onrechte heeft bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
8. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de Belastingdienst/Toeslagen opdragen om een inhoudelijk besluit op bezwaar over de toekenning van zorgtoeslag over de berekeningsjaren 2008 tot en met 2012 te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
9. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de Belastingdienst/Toeslagen op om binnen zes weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit op het bezwaar van [appellant] om toekenning van zorgtoeslag over de berekeningsjaren 2008 tot en met 2012 te nemen en dit aan [appellant] en de Afdeling toe te zenden.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Van den Broek w.g. Rijsdijk
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2017
705.