ECLI:NL:RVS:2017:2955

Raad van State

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
1 november 2017
Zaaknummer
201701429/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijzigingsplan voor perceel met horecabestemming in Zutphen

Op 1 november 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellanten], voormalig eigenaren van een café gelegen op de percelen [locatie A]-[locatie B], en het college van burgemeester en wethouders van Zutphen. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag door het college om een wijzigingsplan vast te stellen voor het perceel [locatie A], dat momenteel de bestemming 'Horeca' heeft. De aanvraag werd ingediend op 6 juni 2016, maar het college heeft deze afgewezen, wat leidde tot een bezwaar van [appellanten]. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond op 25 oktober 2016, waarna [appellanten] beroep instelden.

Tijdens de zitting op 13 september 2017, waarbij [appellanten] werden bijgestaan door hun advocaat mr. T.D. Rijs, en het college werd vertegenwoordigd door mr. A.J. van Essen, werd de zaak behandeld. [appellanten] voerden aan dat het college niet adequaat had gereageerd op hun bezwaarschrift en dat de bestemming 'Wonen' voor hen noodzakelijk was, omdat het pand op dit moment leegstaat. Het college stelde echter dat de wijziging van de bestemming niet in overeenstemming was met de Structuurvisie van de gemeente Warnsveld, die gericht is op het behouden van centrumfuncties zoals horeca en winkels.

De Afdeling oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de wijzigingsbevoegdheid niet aan te wenden, omdat de gewenste woonbestemming niet paste binnen het beleid van de gemeente. Het college had bovendien voldoende argumenten aangedragen om de afwijzing van de aanvraag te onderbouwen. De conclusie was dat het beroep van [appellanten] ongegrond werd verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201701429/1/R1.
Datum uitspraak: 1 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Zutphen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zutphen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2016 heeft het college de aanvraag van [appellanten] om een wijzigingsplan vast te stellen voor het perceel [locatie A] afgewezen.
Bij besluit van 25 oktober 2016 heeft het college het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2017, waar [appellanten], bijgestaan door mr. T.D. Rijs, advocaat te Zutphen, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.J. van Essen, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    [appellanten] zijn de voormalig eigenaren van het [café] gelegen op de percelen [locatie A]-[locatie B]. In 2013 zijn deze percelen gesplitst en is op het perceel [locatie B] [ander café] gevestigd. In het bestemmingsplan "Warnsveld Kom Noord 2008", vastgesteld door de raad bij besluit van 28 juni 2010, is aan het plandeel ter plaatse van de percelen [locatie A]-[locatie B] de bestemming "Horeca" toegekend. In dit plan is een bevoegdheid opgenomen voor het college die ertoe strekt dat hij de bestemming "Horeca" kan wijzigen in de bestemming "Wonen". [appellanten] hebben het college verzocht van deze bevoegdheid gebruik te maken zodat aan het perceel [locatie A] een woonbestemming wordt toegekend. Zij wensen deze bestemming omdat het pand op dit moment leeg staat. Het college heeft besloten om geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid.
2.    Aan het plandeel ter plaatse van het perceel [locatie A] is de bestemming "Horeca" toegekend.
Artikel 10, lid 10.1, luidt: "De op de plankaart met de bestemming "Horeca H" aangewezen grond is bestemd voor:
a. lichte horeca;
b. de bestaande bovenwoningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven."
Lid 10.4.1 luidt: "Het college van burgemeester en wethouders kan de bestemming "Horeca" wijzigen in de bestemming "Wonen" als bedoeld in artikel 20 onder de voorwaarde dat in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid."
3.    [appellanten] betogen dat het college niet deugdelijk heeft gereageerd op hun het bezwaarschrift. Hiertoe voeren zij aan dat het college in de overwegingen van het bestreden besluit niet is ingegaan op de vraag welk gebruik buiten de gewenste bestemming "Wonen" ter plaatse van hun perceel mogelijk is.
3.1.    [appellanten] hebben in bezwaar naar voren gebracht dat [locatie A] voor geen andere doeleinden geschikt is dan wonen. In dat verband hebben zij aangevoerd met de bestemming "Gemengd" te kunnen leven, als er maar kan worden gewoond.
3.2.    In de overwegingen van het bestreden besluit is uitvoerig ingegaan op de gronden die [appellanten] in hun bezwaarschrift hebben aangevoerd over de door hen gewenste bestemming "Wonen". Het college heeft in het besluit op bezwaar vermeld welke functies in de panden langs de Rijksstraatweg die de bestemming "Gemengd" hebben, zijn toegestaan, maar dat sommige functies waaronder horeca specifiek zijn bestemd. Blijkens het verweerschrift heeft op 6 juli 2016 een gesprek met [appellanten] plaatsgevonden om te kijken naar andere mogelijkheden om aan de wensen van [appellanten] tegemoet te komen, maar van de zijde van [appellanten] is geen alternatief verzoek ontvangen met bijvoorbeeld akoestisch onderzoek. Gelet op het voorgaande en gelet op de inhoud van het door [appellanten] ingediende verzoek heeft het college geen aanleiding hoeven zien om in de overwegingen van het bestreden besluit verder in te gaan op andere mogelijke gebruiksmogelijkheden ter plaatse van het perceel van [appellanten].
Het betoog faalt.
4.    Voorts betogen [appellanten] dat het college ten onrechte niet heeft onderkend dat de aanvaardbaarheid van de bestemming "Wonen" in beginsel is gegeven, omdat in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid was opgenomen waardoor de bestemming "Horeca" kan worden gewijzigd naar de bestemming "Wonen".
4.1.    De Afdeling overweegt dat [appellanten] met hun betoog miskennen dat - aangenomen dat aan de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan - dit onverlet laat dat het college ook in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan dient na te gaan of uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd. Dat in het bestemmingsplan de wijzingsbevoegdheid was opgenomen om de bestemming "Horeca" te wijzigen naar de bestemming "Wonen" betekent niet zonder meer dat op het college de verplichting rust om deze bevoegdheid aan te wenden.
Het betoog faalt.
5.    [appellanten] betogen voorts dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de gewenste woonbestemming in strijd is met de Structuurvisie gemeente Warnsveld, vastgesteld door de raad bij besluit van 17 april 2004, (hierna: Structuurvisie). Hiertoe voeren zij aan dat de Structuurvisie reeds was vastgesteld ten tijde van het bestemmingsplan. Hiermee mag derhalve nu geen rekening worden gehouden, aldus [appellanten]. Ook betogen zij dat de gewenste bestemming "Wonen" niet in strijd is met de Structuurvisie. Hiertoe voeren zij aan dat de in de Structuurvisie opgenomen wens om nieuwe functies langs de Rijksstraatweg te creëren voor de levendigheid, niet wordt doorkruist door het verdwijnen van de bestemming "Horeca" ter plaatse van de [locatie A]. Ter plaatse van de [locatie A] bestaan namelijk op dit moment geen reële gebruiksmogelijkheden, aldus [appellanten].
5.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de Structuurvisie er op is gericht dat in het centrum, waartoe de Rijksstraatweg behoort, centrum gerelateerde activiteiten zich vestigen. Daarbij heeft het college erop gewezen dat voorkomen moet worden dat de levendigheid uit het oude centrum en het oude dorp verdwijnt en dat ter plaatse uitsluitend wordt gewoond.
5.2.    In de Structuurvisie staat dat de historische kern een hoge ruimtelijke kwaliteit bezit, maar doordat in de loop der jaren vrijwel alle winkels zijn verdwenen of verhuisd naar het nieuwe dorp, is het gebied nogal verstild geraakt. Het is vooral een woongebied geworden. De gemeente beheert dit en zou graag zien dat er zich nieuwe, passende functies in het oude dorp vestigen. Zij kan de komst van nieuwe functies niet afdwingen, maar zij kan wel de randvoorwaarden scheppen om dit mogelijk te maken. In het historische centrum moet ruimte zijn voor de vestiging van bijvoorbeeld winkeltjes, galeries, horeca of culturele activiteiten. Daarmee kan het centrum ook een aantrekkingskracht uitoefenen op de passerende recreant, die Warnsveld nu in veel gevallen nog voorbij gaat.
5.3.    [appellanten] voeren terecht aan dat de Structuurvisie reeds was vastgesteld ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan. Hiermee is dus bij het vaststellen van het bestemmingsplan rekening gehouden. Dit brengt echter niet met zich dat het college bij de beslissing om geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid om een wijzigingsplan vast te stellen, geen acht zou mogen slaan op de Structuurvisie. Het college heeft zich onder verwijzing naar de Structuurvisie terecht op het standpunt gesteld dat het beleid voor het gebied waarin het perceel [locatie A] ligt, er op is gericht dat meer centrumfuncties zoals winkels, horeca en culturele functies zich ter plaatse vestigen. Het college heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een woonbestemming voor het hele pand op het perceel [locatie A] niet binnen dit beleid past. Hoewel op dit moment het pand op het perceel [locatie A] niet wordt gebruikt overeenkomstig de toegekende horecabestemming, waardoor het pand niet bijdraagt aan het voorzien in centrumfuncties, betekent dit niet dat daarmee de bestemming "Wonen" passend is. Zoals het college ook heeft aangegeven zijn immers andere centrumfuncties denkbaar voor het desbetreffende perceel. Gelet op het voorgaande heeft het college in redelijkheid kunnen besluiten zijn wijzigingsbevoegdheid niet aan te wenden om de bestemming "Wonen" toe te staan ter plaatse van het perceel [locatie A].
Het betoog faalt.
5.4.    [appellanten] hebben verder onder meer betoogd dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het akoestisch klimaat ter plaatse van het perceel [locatie A] onaanvaardbaar is en de gewenste woonbestemming in strijd is met de beleidsnotitie "Regie woningbouw Zutphen" van 12 maart 2013. Nu het college het in 5.3 genoemde standpunt in redelijkheid heeft kunnen innemen en de weigering reeds daarmee toereikend is onderbouwd, behoeven deze beroepsgronden niet te worden besproken.
Het betoog faalt.
Conclusie
6.    Het beroep is ongegrond.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W.A.M.M. Delauw, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Delauw
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2017
812.