201701316/1/R3.
Datum uitspraak: 1 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Nieuwveen, gemeente Nieuwkoop,
en
de raad van de gemeente Nieuwkoop,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Nieuwveen, Zevenhoven en Noordeinde" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 september 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, en de raad, vertegenwoordigd door N.N.C. Plug en M.E.B. Beckfeld, zijn verschenen.
Overwegingen
Het toetsingskader
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het plan
2. Het bestemmingsplan is een actualisatie en digitalisering van de voorheen geldende plannen "Kern Nieuwveen", "Kern Zevenhoven-Noordeinde" en "Landgoed Ursula". Het plangebied heeft betrekking op de gronden van de dorpskernen Nieuwveen, Zevenhoven en Noordeinde en betreft verschillende (historische) bebouwingslinten en aangrenzende (geclusterde) bebouwing, voornamelijk bestaand uit woonbebouwing, detailhandel, dienstverlening, verschillende soorten en verspreid liggende bedrijvigheid, het bedrijventerrein Schoterhoek I, enkele maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen. Ook de zorginstelling Huize Ursula en de agrarische gronden tussen de kernen Zevenhoven en Noordeinde maken deel uit van het plangebied.
Inleiding
3. [appellant] woont op het binnen het plangebied gelegen perceel [locatie] te Nieuwveen. Het plan voorziet onder meer in de bouw van 32 grondgebonden woningen op gronden waarop [appellant] in het verleden een agrarisch bedrijf uitoefende en die hij, na de beëindiging van die bedrijfsactiviteiten, aan [bedrijven] heeft verkocht. De ter plaatse thans nog aanwezige bedrijfsgebouwen zullen ten behoeve van deze woningbouw worden gesloopt. Daarnaast voorziet het plan in een reguliere woonbestemming voor twee voormalige bedrijfswoningen, waaronder de huidige woning van [appellant]. [appellant] wenst ten noorden van voormelde bedrijfsgebouwen, dan wel ten oosten van zijn huidige woning op particuliere basis een extra woning toe te voegen. Het plan voorziet niet in deze ontwikkeling.
De beroepsgronden
4. [appellant] stelt dat het plan ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid voor hem om een extra woning toe te voegen. Daartoe betoogt hij dat in het kader van de onderhandelingen over de verkoop van zijn grond aan [bedrijven] afspraken zijn gemaakt om in het kader van ruimte-voor-ruimte ieder één extra woning te realiseren. Over deze afspraken heeft overleg plaatsgevonden met de toenmalige wethouder, hetgeen tot een principe-akkoord tussen de gemeente en [bedrijven] heeft geleid. Uit dit principe-akkoord moet volgens [appellant] worden afgeleid dat van de zijde van de gemeente op voorhand geen zwaarwegende bezwaren bestaan tegen de toepassing van een ruimte-voor-ruimte regeling als zodanig, alsmede met de voorgestelde locaties om bedoelde woningen te realiseren. In het licht daarvan heeft de raad ontoereikend gemotiveerd waarom het bestemmingsplan niettemin niet in deze ontwikkeling voorziet. Dit klemt temeer nu zowel de Structuurvisie Nieuwkoop 2040 als de Woonvisie Nieuwkoop 2016-2025 niet aan de ontwikkeling in de weg staan en juist inzetten op extra woningbouw in onder meer de kern Nieuwveen.
4.1. De raad stelt dat het bestemmingsplan conserverend van aard is en dat niet is bedoeld daarin nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken, te minder nu de ruimte die het beleid biedt voor nieuwe woningen niet onbeperkt is en derhalve niet zonder meer aan [appellant] toekomt. Bovendien zal de door [appellant] gewenste ontwikkeling een verstoring opleveren van de stedenbouwkundige opzet in het plangebied. Voorts stelt de raad dat het afbreken van de voormalige bedrijfsgebouwen met het ter plaatse toestaan van 32 nieuwe grondgebonden woningen en het toekennen van een reguliere woonbestemming aan de voormalige bedrijfswoningen voldoende wordt gecompenseerd.
4.2. De Afdeling stelt vast dat de primair door [appellant] beoogde locatie voor de extra woning buiten het plangebied van het bestemmingsplan is gelegen. Ter zitting heeft [appellant] desgevraagd bevestigd dat het betoog in zoverre tevens als plangrensbezwaar dient te worden aangemerkt. Daarover overweegt de Afdeling als volgt.
De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de enkele wens van [appellant] om op een locatie ten noorden van het plangebied een woning te realiseren niet maakt dat een onlosmakelijke ruimtelijke samenhang bestaat tussen die locatie en het plangebied.
In zoverre faalt het betoog. Nu de door [appellant] opgeworpen alternatieve bouwlocatie wel binnen het plangebied is gelegen, zal de Afdeling in de navolgende overwegingen het betoog niettemin inhoudelijk beoordelen, voor zover betrekking hebbend op de locatie binnen het plangebied.
4.3. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad er in redelijkheid van kunnen afzien [appellant] in dit bestemmingsplan, al dan niet bij wijzigingsbevoegdheid, toe te staan een extra woning te realiseren.
Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat, zoals de raad nader heeft toegelicht, de bouw van de 32 grondgebonden woningen op het voormalige bedrijfsterrein van [appellant] reeds mogelijk is gemaakt door het uitwerkingsplan "Land van Boer [appellant] deel II, tussen Oude Nieuwveenseweg 6-10, Nieuwveen" en het wijzigingsplan "Land van Boer [appellant] deel II, tussen Oude Nieuwveenseweg 22, Nieuwveen", beide van 19 april 2016 en inmiddels onherroepelijk. In zoverre heeft de raad in het bestemmingsplan slechts bestaande rechten overgenomen en derhalve conserverend bestemd. Nu is gesteld, noch gebleken dat het initiatief van [appellant] voldoende concreet is, in die zin dat daarvoor bijvoorbeeld bouwtekeningen zijn opgesteld of een omgevingsvergunning is aangevraagd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad niet aldus heeft kunnen beslissen.
Daarbij neemt de Afdeling voorts in aanmerking dat de Structuurvisie Nieuwkoop 2040 en de Woonvisie Nieuwkoop 2016-2025 weliswaar niet aan de gewenste ontwikkeling in de weg staan, in die zin dat uit deze visies in algemene zin volgt dat ruimte bestaat voor het toevoegen van nieuwe woningen, maar de raad ook nergens toe verplichten. Er is gemeentelijk beleid in ontwikkeling voor het verruimen van de mogelijkheden voor kleinschalige bouwinitiatieven, waarin nadere criteria zullen worden geformuleerd voor het toekennen van de nieuwe mogelijkheden voor woningbouw. Op 9 maart 2017 is daarvoor een startnotitie vastgesteld. Desgewenst kan [appellant] de raad op een later moment opnieuw verzoeken medewerking te verlenen aan de door hem gewenste bouw van een extra woning en het planologisch mogelijk maken van deze ontwikkeling, in welk kader de ruimtelijke inpasbaarheid van de gewenste ontwikkeling kan worden beoordeeld.
Ook in zoverre faalt het betoog.
5. Het beroep van [appellant] is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Wijker-Dekker, griffier.
w.g. Jurgens w.g. Wijker-Dekker
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2017
562.