201604969/1/A3.
Datum uitspraak: 1 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Arnhem,
2. het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 16 juni 2016 in zaak nrs. 16/2973 en 16/2974 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Nijmegen,
en
het college van Arnhem.
Procesverloop
Bij besluit van 30 december 2015 heeft de Urgentiecommissie woonruimteverdeling Stadsregio Arnhem Nijmegen (hierna: de urgentiecommissie) een aanvraag van [wederpartij] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 20 april 2016 heeft het college van Arnhem het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 juni 2016 heeft de rechtbank, voor zover van belang, het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 20 april 2016 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college van Arnhem en het college van Nijmegen hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2017, waar het college van Arnhem, vertegenwoordigd door drs. R.A.C.M. Lamers, en het college van Nijmegen, vertegenwoordigd door mr. S. Visser, zijn verschenen.
Overwegingen
Wet- en regelgeving
1. De relevante bepalingen zijn vermeld in de aangehechte bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2. [wederpartij] heeft bij de woningcorporatie Portaal te Nijmegen een urgentieverklaring aangevraagd, omdat hij in een zeer kleine kamer zonder ramen woont. De aanvraag is in behandeling genomen en beoordeeld door de urgentiecommissie van de gemeente Arnhem en afgewezen, omdat [wederpartij] niet aan de criteria voor een urgentieverklaring voldoet. Het college van Arnhem heeft het daartegen gerichte bezwaar van [wederpartij] ongegrond verklaard. In hoger beroep is eerst en vooral aan de orde de vraag of het college van Arnhem dan wel het college van Nijmegen bevoegd is op het bezwaar van [wederpartij] te beslissen.
Aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 2, tweede lid, van het Mandaatbesluit voor de uitvoering van de woonruimteverdeling 2016 het college van Nijmegen aan de urgentiecommissie van de gemeente Arnhem de bevoegdheid heeft gemandateerd tot het nemen van een besluit op grond van artikel 13, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, en artikel 10b, derde lid, van de Huisvestingsverordening Nijmegen 2016. [wederpartij] heeft de aanvraag bij de woningcorporatie Portaal te Nijmegen ingediend. De urgentiecommissie van de gemeente Arnhem heeft conform het door het college van Nijmegen verleende mandaat op de aanvraag besloten. Het college van Arnhem heeft op het door [wederpartij] tegen dat besluit ingediende bezwaar besloten.
Volgens het college van Arnhem is zijn bevoegdheid om op het bezwaar te besluiten gestoeld op de Bestuursovereenkomst Woonruimteverdeling ter uitvoering van de afgestemde Huisvestingsverordening in de woningmarktregio Arnhem-Nijmegen op basis van de Huisvestingswet 2014. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze overeenkomst niet en is ook overigens niet gebleken dat aan het college van Arnhem de bevoegdheid om op bezwaarschriften te besluiten is gemandateerd of gedelegeerd. Dit betekent dat het college van de gemeente waar de urgentieaanvraag is ingediend, in dit geval Nijmegen, bevoegd is gebleven om op het bezwaar van [wederpartij] te besluiten. Het college van Arnhem heeft het besluit van 20 april 2016 derhalve onbevoegd genomen, aldus de rechtbank.
Hoger beroepen
4. Het college van Arnhem en het college van Nijmegen (hierna: de colleges) betogen dat de rechtbank aldus heeft miskend dat uit geen rechtsregel volgt dat de plaats van indiening van een aanvraag om een urgentieverklaring bepalend is voor de bevoegdheid een besluit op de aanvraag te nemen. [wederpartij] heeft geen voorkeur uitgesproken voor een besluit genomen door het college van Nijmegen.
In artikel 2.1 van de bestuursovereenkomst is bepaald dat de gemeente Arnhem, met instemming van alle partijen, als contactgemeente fungeert en zorgdraagt voor een centrale afdoening van bezwaarschriften tegen besluiten van de urgentiecommissie.
4.1. Het betoog faalt. Uit artikel 13, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, gelezen in samenhang met artikel 10b, derde lid, van de Huisvestingsverordening Nijmegen 2016 volgt dat het college van Nijmegen bevoegd is te besluiten op aanvragen om een urgentieverklaring die in deze gemeente worden ingediend. Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 kan het college van deze bevoegdheid mandaat verlenen.
In artikel 1.4 van de bestuursovereenkomst is bepaald dat de colleges van de aan deze overeenkomst deelnemende gemeenten overeenkomen hun bevoegdheid tot het nemen van een besluit op grond van artikel 13, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, juncto artikel 10b, derde lid van de afgestemde Huisvestingsverordening 2016, zijnde een besluit op aanvragen om een noodurgentieverklaring, te mandateren aan de urgentiecommissie van de gemeente Arnhem. In artikel 2, tweede lid, van het Mandaatbesluit voor de uitvoering van de woonruimteverdeling 2016 is de bevoegdheid van het college van Nijmegen tot het nemen van dat besluit aan de urgentiecommissie gemandateerd.
Op grond van artikel 10:1 en artikel 10:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de urgentiecommissie het besluit van 30 december 2015 namens het college van Nijmegen en niet namens het college van Arnhem genomen. Ingevolge artikel 1:5, eerste lid, van de Awb ligt de bevoegdheid te besluiten op bezwaren tegen een besluit dat door of bevoegdelijk namens een bestuursorgaan is genomen, bij dat orgaan. De bevoegdheid te besluiten op het door [wederpartij] tegen het besluit van 30 december 2015 gemaakte bezwaar ligt derhalve bij het college van Nijmegen. Dit college heeft deze bevoegdheid niet aan het college van Arnhem gemandateerd. Een mandaatbesluit is niet genomen. Dat bij de bestuursovereenkomst is overeengekomen dat de gemeente Arnhem als contactgemeente fungeert en zorgdraagt voor een centrale afdoening van de bezwaarschriften tegen besluiten van de urgentiecommissie over noodurgentieverklaringen, maakt het vorenstaande niet anders. De bestuursovereenkomst kan niet worden gelijkgesteld met het verlenen van mandaat, als bedoeld in Afdeling 10.1.1. van de Awb. Het college van Arnhem is daarom niet bevoegd op het bezwaar van [wederpartij] te besluiten.
Dat, zoals de colleges betogen, aanvragers van een urgentieverklaring die in een gemeente buiten de woningmarktregio Arnhem-Nijmegen wonen gelet op het vorenstaande in hun recht op vrije keuze van woonplaats worden beperkt, doet hieraan niet af, nog daargelaten wat er zij van de juistheid van dit betoog.
5. De colleges betogen voorts dat de rechtbank ten onrechte geen gelegenheid heeft geboden het aan het besluit van 20 april 2016 klevende bevoegdheidsgebrek te herstellen alvorens uitspraak te doen.
[wederpartij] is hierdoor onnodig in zijn belangen geschaad, nu het hier om een aanvraag om een urgentieverklaring gaat, die naar zijn aard spoedeisend is, aldus de colleges.
5.1. Het betoog faalt. Het college van Nijmegen is bevoegd en gehouden op het bezwaar van [wederpartij] te besluiten en diende daarvoor niet de uitspraak in hoger beroep af te wachten. Het heeft echter nagelaten tijdens de hoger beroepsprocedure alsnog op het bezwaar van [wederpartij] te beslissen. Voor zover moet worden geoordeeld dat [wederpartij] door het uitblijven van een bevoegd genomen besluit op bezwaar in zijn belangen is geschaad, komt dit voor rekening van het college van Nijmegen.
Conclusie
6. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Het college van Nijmegen dient een nieuw besluit op het bezwaar van [wederpartij] te nemen, met inachtneming van zijn huidige woonsituatie.
Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
Op 12 juli 2016 heeft het college van Nijmegen het Mandaatbesluit beslissen op bezwaar tegen besluiten van de Urgentiecommissie woonruimteverdeling 2016 genomen. Daarbij heeft het college de uitoefening van de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen op bezwaar tegen besluiten van de urgentiecommissie op grond van artikel 10b van de Huisvestingsverordening Nijmegen 2016 gemandateerd aan het hoofd van de afdeling Sociale Zekerheid en Omgevingsrecht van de gemeente Arnhem en het hoofd van de afdeling Juridisch Advies en Control van de gemeente Arnhem. Bij brief, verzonden op 19 juli 2016, hebben beide voormelde hoofden met deze mandaatverlening ingestemd.
Gelet hierop zijn de hoofden bevoegd namens het college van Nijmegen het besluit op het bezwaar van [wederpartij] te nemen.
Met het oog op de finale geschilbeslechting ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit op bezwaar slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.
8. De colleges dienen ten aanzien van [wederpartij] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. draagt het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen op om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van [wederpartij] te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
III. bepaalt dat tegen het nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Arnhem en het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, ieder voor de helft, tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Arnhem een griffierecht van € 503,00 (zegge: vijfhonderddrie euro) wordt geheven;
VI. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen een griffierecht van € 503,00 (zegge: vijfhonderddrie euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. De Wilde
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2017
598. BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:5
1. Onder het maken van bezwaar wordt verstaan: het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
Artikel 10:1
Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.
Artikel 10:2
Een door de gemandateerde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid genomen besluit geldt als een besluit van de mandaatgever.
Huisvestingswet 2014
Artikel 12
1. In de huisvestingsverordening kan de gemeenteraad bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
2. De gemeenteraad legt, indien hij toepassing heeft gegeven aan
het eerste lid, in de huisvestingsverordening de criteria vast volgens welke de woningzoekenden, bedoeld in dat lid, worden ingedeeld in urgentiecategorieën.
Artikel 13
1. Burgemeester en wethouders beslissen over de indeling van woningzoekenden in de urgentiecategorieën, bedoeld in artikel 12, tweede lid. Burgemeester en wethouders kunnen van deze bevoegdheid mandaat verlenen.
2. In de huisvestingsverordening stelt de gemeenteraad regels omtrent de wijze waarop woningzoekenden kunnen verzoeken om indeling in een urgentiecategorie.
Huisvestingsverordening Nijmegen 2016
Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder:
[-]
Woningmarktregio
De regio waarin de volgende gemeenten zijn gelegen: Arnhem, Beuningen, Duiven, Doesburg, Druten, Groesbeek, Heumen, Lingewaard, Montferland, Mook en Middelaar, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rijnwaarden, Rozendaal, Westervoort, Wijchen, Zevenaar.
[-]
Artikel 10b
[-]
3. Burgemeester en wethouders kunnen een noodurgentieverklaring verstrekken aan een woningzoekende die zich in een persoonlijke noodsituatie bevindt, indien deze noodsituatie:
a. niet door betrokkene zelf is veroorzaakt of kon worden voorkomen, en
b. niet door betrokkene zelf kan worden opgelost.
4. Een urgentieverklaring kan worden ingetrokken, indien de woningzoekende weigert een door een corporatie aan hem aangeboden woonruimte te aanvaarden.
5. De urgentieverklaringen als bedoeld in de leden 1 en 3 zijn geldig voor het verkrijgen van woonruimten in de woningmarktregio.
[-]
Mandaatbesluit voor de uitvoering van de woonruimteverdeling 2016
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
[-]
Mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen, met inbegrip van de ondertekening van de dienaangaande stukken;
[-].
Artikel 2
[-]
2. Aan de Urgentiecommissie woonruimteverdeling van de gemeente Arnhem wordt de volgende bevoegdheid gemandateerd:
Het nemen van een beslissing op grond van artikel 13, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, juncto artikel 10b, derde lid, van de Huisvestingsverordening Nijmegen 2016.
Artikel 6
De uitgaande stukken op grond van dit mandaatbesluit worden als volgt ondertekend:
Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, namens het college, gevolgd door de handtekening, de naam en daaronder de functieaanduiding van de functionaris.