ECLI:NL:RVS:2017:2923

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
201706573/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom voor gebruik van gebouwen in Eemnes

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 oktober 2017 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek werd ingediend door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Exploitatie Maatschappij Eemnes B.V., gevestigd te Laren, tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 13 juli 2017 geoordeeld over de lasten onder dwangsom die het college van burgemeester en wethouders van Soest had opgelegd aan Eemnes B.V. Deze lasten hielden in dat Eemnes B.V. moest stoppen met het gebruik van een gebouw aan de Stationsweg 6B en het gebruik van een gesplitste woning aan de Stationsweg 4/4A moest staken.

Tijdens de openbare zitting op 31 oktober 2017, waar partijen niet verschenen, heeft de voorzieningenrechter de situatie beoordeeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de juridische houdbaarheid van de lasten onder dwangsom afhankelijk is van het gebruik van de gebouwen op en na 16 april 1991. De voorzieningenrechter heeft zich beperkt tot een belangenafweging, waarbij werd vastgesteld dat omwonenden overlast ondervonden van de huurders van de betrokken gebouwen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het gebouw aan de Stationsweg 6B momenteel niet bewoond is, waardoor er geen belangen van bewoners in het geding zijn. Het gebouw aan de Stationsweg 4/4A wordt als gesplitste woning verhuurd aan twee huishoudens. Eemnes B.V. had na kennisgeving van de last onder dwangsom een nieuwe huurovereenkomst afgesloten, wat het risico met zich meebracht dat zij huur moest opzeggen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van Eemnes B.V. voornamelijk financieel was en dat er geen zwaarwegende belangen waren die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigden. Daarom werd het verzoek afgewezen.

Uitspraak

201706573/2/A1.
Datum uitspraak: 31 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: de Awb) hangende het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Exploitatie Maatschappij Eemnes B.V., gevestigd te Laren,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 13 juli 2017 in zaak nrs. 17/2204 en 17/2205 in het geding tussen:
Eemnes B.V.
en
het college van burgemeester en wethouders van Soest.
Openbare zitting gehouden op 31 oktober 2017 om 9:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter
griffier: mr. A.J. Soede
Verschenen:
Partijen zijn niet verschenen.
In onderhavige zaak is op 26 oktober 2017 om 11:30 uur een openbare zitting gehouden. Bij deze zitting zijn Eemnes B.V., vertegenwoordigd door haar bestuurder, bijgestaan door mr. E.M. van Zelm, advocaat te Bilt, het college, vertegenwoordigd door mr. B. Scheffer, A.J. Diwale, bijgestaan door mr. R.J. van Rijn, en R.G.M. Niesink verschenen. Met toepassing van artikel 8:67, eerste lid, tweede volzin, van de Awb, is de mondelinge uitspraak verdaagd naar 31 oktober 2017 om 9:45 uur.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Gronden
•    Het college heeft Eemnes B.V. onder oplegging van dwangsommen gelast om het laten gebruiken van het gebouw aan de Stationsweg 6B te staken en gestaakt te houden en om het laten gebruiken van het woongebouw aan de Stationsweg 4/4A als gesplitste woning te staken en gestaakt te houden.
•    De juridische houdbaarheid van beide lasten onder dwangsom hangt af van de vraag hoe de gebouwen werden gebruikt op en na 16 april 1991. Ter beantwoording van deze vraag is beoordeling van door partijen betrokken standpunten en aangedragen bewijsmateriaal nodig waarvoor het onderzoek in de hoofdzaak de geëigende plaats is. De voorzieningenrechter zal zich daarom beperken tot een belangenafweging.
•    Gelet op het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk dat omwonenden veel overlast ondervonden van de recent vertrokken huurder van het gebouw aan de Stationsweg 6B en nog ondervinden van één of meerdere huurders van de gesplitste woning aan de Stationsweg 4/4A.
•    Het gebouw aan de Stationsweg 6B wordt op dit moment niet bewoond. Er komen dus geen belangen van bewoners in de knel door op dit moment vast te houden aan de werking van de last.
•    Het gebouw aan de Stationsweg 4/4A wordt thans als gesplitste woning verhuurd aan twee huishoudens. Uit het verhandelde ter zitting en de vooraankondiging van de last onder dwangsom van 9 juni 2016 volgt dat Eemnes B.V. nadat bij haar reeds bekend was dat het college voornemens was een last onder dwangsom op te leggen, met een nieuwe huurder een huurovereenkomst heeft afgesloten ten behoeve van bewoning van het gebouw, terwijl op dat moment ook al een ander huishouden in het gebouw woonde. Eemnes B.V. heeft daarmee het risico genomen dat hij van één van de twee huishoudens de huur op zou moeten zeggen om aan de aangekondigde last te kunnen voldoen.
•    Het belang van Eemnes B.V. bestaat uit een financieel nadeel, dat voor de duur van de periode tot aan de uitspraak in hoofdzaak beperkt is, terwijl niet is gebleken dat zij ten gevolge van dit nadeel gedurende deze periode in onoverkomelijke problemen zal komen.
•    Op grond van het voorgaande is niet gebleken van zwaarwegende belangen die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigen.
w.g. Borman    w.g. Soede
voorzieningenrechter    griffier
270-811.