201707354/2/R6.
Datum uitspraak: 31 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Urk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Schokkerhoek" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 oktober 2017, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. W. Krijger, en de raad, vertegenwoordigd door L. Schraal, bijgestaan door mr. A. de Snoo, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] kan zich niet verenigen met de bestemmingen "Wonen - 1", "Wonen - Uit te werken 1" en "Wonen - Uit te werken 2". [verzoeker] exploiteert een akkerbouwbedrijf op het perceel [locatie], kadastraal bekend als nummers 1584 en 1585, te Tolbeek, gemeente Noordoostpolder, dat grenst aan het noordoostelijke deel van het plangebied. Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Hij heeft desgevraagd ter zitting toegelicht dat zijn verzoek, anders dan zijn beroep, slechts is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen - 1", en niet tevens tegen de plandelen met de bestemmingen "Wonen - Uit te werken 1" en "Wonen - Uit te werken 2".
3. [verzoeker] vreest voor een onaanvaardbare beperking van de bouw- en gebruiksmogelijkheden op zijn perceel. In de Beheersverordening "Landelijk gebied", vastgesteld door de raad van de gemeente Noordoostpolder op 2 februari 2016, is aan het perceel van [verzoeker] een agrarische bestemming toegekend op grond waarvan een grondgebonden agrarisch bedrijf, waaronder een veehouderij - niet zijnde een intensieve veehouderij - kan worden opgericht. Volgens [verzoeker] is niet inzichtelijk in hoeverre het bestemmingsplan belemmeringen met zich brengt voor de eventuele oprichting van een agrarisch bedrijf op zijn perceel. Naar aanleiding van dit betoog heeft de raad ter zitting gesteld dat de oprichting van een grondgebonden agrarisch bedrijf op het perceel [locatie] reeds onmogelijk is vanwege zes nabijgelegen burgerwoningen.
De voorzieningenrechter is er op voorhand niet van overtuigd dat de oprichting van een grondgebonden veehouderij op het perceel [locatie] reeds onmogelijk is vanwege de door de raad bedoelde burgerwoningen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in ieder geval in aanmerking de vaste afstandsnorm van 50 meter in artikel 4, eerste lid, onder b, van de Wet geurhinder en veehouderij, de ligging van het bouwvlak op het perceel [locatie] ten opzichte van de door de raad bedoelde burgerwoningen, de omvang van het kadastrale perceelnummer 1585 en de ligging daarvan ten opzichte van het bestreden plandeel, alsmede het gegeven dat een geuronderzoek op dit punt ontbreekt. De onderhavige procedure leent zich niet voor nader onderzoek ter zake. Gelet hierop, de aard van de voorziene ontwikkeling alsmede het belang van [verzoeker] dat is gediend bij een schorsing van het bestreden plandeel, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
4. De raad heeft ter zitting echter toegelicht dat de gemeente inmiddels eigenaar is van de gronden in het plangebied met de bestemming "Wonen - 1". Ten aanzien van de gronden met de bestemming "Wonen - 1" die liggen in het gearceerde gedeelte van het plangebied zoals aangegeven op de kaart die als bijlage 1 bij deze uitspraak is gevoegd, heeft de raad toegezegd dat in zoverre niet tot uitvoering van het bestemmingsplan zal worden overgegaan voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak, met dien verstande dat geen werken of werkzaamheden op voormelde gronden zullen worden verricht en dat geen aanvragen om een omgevingsvergunning zijn te verwachten voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan de mededelingen van de raad te twijfelen. Derhalve is de voorzieningenrechter van oordeel dat in zoverre met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek in zoverre dan ook af.
5. Ten aanzien van de overige gronden met de bestemming "Wonen - 1" is de raad niet bereid tot voormelde toezeggingen. Derhalve ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
6. De raad dient ten aanzien van [verzoeker] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Urk van 29 juni 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Schokkerhoek" wat betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - 1" voor zover het betreft de gronden buiten het gearceerde gedeelte van het plangebied zoals weergegeven op de kaart die als bijlage 1 bij deze uitspraak is gevoegd;
II. wijst het verzoek af voor zover het betrekking heeft op de gronden met de bestemming "Wonen - 1" die liggen in het gearceerde gedeelte van het plangebied zoals weergegeven op de kaart die als bijlage 1 bij deze uitspraak is gevoegd;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Urk tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Urk aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Koziolek-Stoof, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Koziolek-Stoof
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2017
749.