201707047/2/R1.
Datum uitspraak: 17 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Apeldoorn,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 17 oktober 2017 om 10.00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzieningenrechter
griffier: mr. E.C. Koziolek-Stoof
Verschenen:
[verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker] en bijgestaan door mr. D. Teeuwsen;
de raad van de gemeente Apeldoorn, vertegenwoordigd door mr. J. Tol;
voorts is ter zitting Van der Holding Laan B.V., vertegenwoordigd door mr. M.H. Blokvoort, ter zitting als partij gehoord.
Het beroep richt zich tegen het besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn van 15 juni 2017, waarbij het bestemmingsplan "De Hoeven naast 5 Beekbergen" is vastgesteld. [verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Beslissing
De voorzieningenrechter
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn van 15 juni 2017, tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Hoeven naast 5 Beekbergen";
II. veroordeelt de raad van de gemeente Apeldoorn tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.034,51 (zegge: duizend vierendertig euro en eenenvijftig cent), waarvan € 990,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
III. gelast dat de raad van de gemeente Apeldoorn aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat in hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd aanleiding voor het voorlopig oordeel dat in de bodemprocedure niet zonder meer zal worden geoordeeld dat het bestemmingsplan niet in strijd met artikel 2.7.4.2, eerste lid, van de Omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld. Ingevolge artikel 2.7.4.2, eerste lid, van de Omgevingsverordening maakt een bestemmingsplan, kort gezegd, alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of versterken. De raad stelt zich op het standpunt dat de thans voorziene ontwikkeling kan worden geschaard onder de kernkwaliteit "Kleinschalig met afwisseling in landbouwgebruik en beplanting" als bedoeld in bijlage 6 "Kernkwaliteiten Nationale landschappen" behorend bij de Omgevingsverordening. Om die reden bestaat volgens de raad geen strijd met artikel 2.7.4.2, eerste lid, van de Omgevingsverordening en is derhalve geen ontheffing benodigd als bedoeld in artikel 2.9.1 van de Omgevingsordening. De voorzieningenrechter betwijfelt op voorhand echter of dit standpunt van de raad in de bodemprocedure standhoudt, nu [verzoeker] en anderen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter terecht hebben aangevoerd dat met de voorziene ontwikkeling wordt voorzien in een uitbreiding van de woonkern van Beekbergen.
Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek van [verzoeker] en anderen toe te wijzen.
De raad wordt op de te vermelde wijze in de proceskosten veroordeeld.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Koziolek-Stoof
voorzieningenrechter griffier
749.