ECLI:NL:RVS:2017:2882

Raad van State

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
201701841/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere waarde geluidsbelasting vastgesteld voor nieuw te bouwen woning op kavel 22 aan de Prijsseweg

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan over een hoger beroep van de Stichting Leefbaarheid Prijsseweg tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Culemborg. Het college had op 20 december 2016 een hogere waarde vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 50 dB(A) voor een nieuw te bouwen woning op kavel 22 aan de Prijsseweg, op basis van de Wet geluidhinder. De Stichting betoogde dat de notitie 'Wegverkeerslawaai' die aan het besluit ten grondslag lag, uitging van te lage verkeersintensiteiten en dat er geen rekening was gehouden met de toename van verkeer door de nieuw te bouwen wijk Parijsch-Zuid. De Afdeling heeft de argumenten van de Stichting beoordeeld en geconcludeerd dat het college terecht gebruik heeft gemaakt van het geactualiseerde verkeersmodel en dat de verkeersintensiteiten in de notitie representatief zijn. De Afdeling oordeelde dat er geen grond was voor het oordeel dat het college zich niet op de notitie had mogen baseren. Het beroep van de Stichting werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201701841/1/R1.
Datum uitspraak: 25 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de Stichting Leefbaarheid Prijsseweg, gevestigd te Culemborg,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Culemborg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2016 heeft het college voor de nieuw te bouwen woning op kavel 22 aan de Prijsseweg een hogere waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai.
Tegen dit besluit heeft de Stichting beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2017, waar de Stichting, vertegenwoordigd door J.W.C.M. Jansen, en het college, vertegenwoordigd door J. de Rooij en H.M. Bonouvrie, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het college heeft bij besluit van 20 december 2016 een hogere waarde vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 50 dB(A) voor de nieuw te bouwen woning op kavel 22 aan de Prijsseweg. De hogere waarde is vastgesteld vanwege de geluidsbelasting van de Prijsseweg.
Aan het besluit ligt de door de Omgevingsdienst Rivierenland opgestelde notitie "Wegverkeerslawaai bouwplan Prijsseweg kavel 22, Culemborg" van 28 juni 2016 (hierna: de notitie Wegverkeerslawaai) ten grondslag.
2.    De Stichting betoogt dat in de notitie Wegverkeerslawaai is uitgegaan van te lage verkeersintensiteiten. Zij wijst er hierbij op dat aan het bestemmingsplan "Culemborg-West", welk plan op 13 december 2012 door de raad is vastgesteld, het op 12 oktober 2012 door Goudappel Coffeng opgestelde rapport "Verkeerseffecten openstellen dwarsverbindingen Culemborg" (hierna: het rapport van Goudappel Coffeng) ten grondslag ligt. Hierin staan intensiteiten die substantieel afwijken van de intensiteiten die genoemd zijn in bovengenoemde notitie, terwijl deze intensiteiten met hetzelfde verkeersmodel zijn berekend. Voorts voert de Stichting aan dat in de notitie Wegverkeerslawaai ten onrechte geen rekening is gehouden met de toename van het verkeer als gevolg van de nieuw te bouwen wijk Parijsch-Zuid.
2.1.    In de notitie Wegverkeerslawaai staat dat de gehanteerde verkeersgegevens afkomstig zijn uit het verkeersmodel Regio Rivierenland. Dat model is opgesteld door Goudappel Coffeng en in februari 2014 geactualiseerd. De gegevens betreffen gemiddelde weekdag-intensiteiten in het prognosejaar 2025. In voornoemde notitie is voor de Prijsseweg (tussen de komgrens-Ottersingel) uitgegaan van 2.385 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etmaal), voor de Prijsseweg (tussen de Ottersingel-Beversingel) van 1.746 mvt/etmaal, voor de Laan naar Parijsch van 3.971 mvt/etmaal en voor de Ottersingel (tussen de Prijsseweg-Reelaan van 2.334 mvt/etmaal.
2.2.    Niet in geschil is dat in het rapport van Goudappel Coffeng voor het prognosejaar 2025 wordt uitgegaan van 3.564 mvt/etmaal voor de Prijsseweg (tussen de komgrens-Ottersingel), 1.970 mvt/etmaal voor de Prijsseweg (tussen de Ottersingel-Beversingel), 4.275 mvt/etmaal voor de Laan naar Parijsch en 2.057 mvt/etmaal voor de Ottersingel (tussen de Prijsseweg-Reelaan).
2.3.    Het college heeft toegelicht dat in 2010 het verkeersmodel Regio Rivierenland (hierna: het verkeersmodel) is opgesteld. Bij het opstellen van het bestemmingsplan "Culemborg West" is dit verkeersmodel gebruikt en zijn ontwikkelingen die op dat moment bekend waren meegenomen in de berekeningen. Daarnaast is 1,5% groei per jaar berekend over de planperiode van tien jaar van het bestemmingsplan. Het verkeersmodel wordt om de paar jaar geactualiseerd en dat is voor het laatst in 2014 gebeurd, aldus het college. Bij de actualisatie van het verkeersmodel zijn onder andere nieuwe verkeerstellingen en de nieuwste ruimtelijke ontwikkelingen die gevolgen hebben op de verkeersintensiteit meegenomen, hetgeen het verschil verklaart tussen de in het rapport van Goudappel Coffeng en in de notitie Wegverkeerslawaai genoemde verkeersintensiteiten. Zo is gebleken dat op veel wegen in Culemborg de verkeersintensiteiten zijn gedaald, ondanks de ontwikkeling van onder andere de nieuw te bouwen wijk Parijsch-Zuid. Deze daling in verkeersintensiteiten is volgens het college onder andere toe te schrijven aan de verbreding van de A2 waardoor van sluipverkeer door Culemborg bijna geen sprake meer is. Maar ook de aanleg van wegen in Culemborg met als doel een effectieve verwerking van het verkeer richting de stroomwegen, zoals de N320 en de A2, heeft een positief effect op de verkeersbelasting van de erfontsluitingswegen. De verwachte groei wat betreft verkeersaantallen is hierdoor niet gehaald. Er is volgens het college juist een dalende lijn te zien. Naar het oordeel van de Afdeling is in de notitie Wegverkeerslawaai terecht gebruik gemaakt van dit geactualiseerde verkeersmodel en niet van het oudere verkeersmodel uit 2010. In hetgeen de Stichting heeft aangevoerd wordt voorts geen grond gevonden voor het oordeel dat het geactualiseerde verkeersmodel geen representatief beeld geeft van de verwachte verkeerssituatie. Het college heeft tevens gewezen op tellingen die de afgelopen jaren op verschillende wegvakken hebben plaatsgevonden. Uit deze tellingen volgt eveneens dat er een dalende trend te zien is in de verkeersaantallen. Voor zover de Stichting heeft gewezen op de door haar overgelegde telgegevens waaruit zou volgen dat er geen sprake is van een daling in de verkeersaantallen, overweegt de Afdeling dat tussen de verkeersaantallen uit de verschillende tellingen niet een dusdanig groot verschil zit dat het standpunt van het college dat sprake is van een dalende trend in de verkeersaantallen onjuist zou zijn.
Gelet op het voorgaande geeft hetgeen de Stichting heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat in de notitie Wegverkeerslawaai is uitgegaan van onjuiste verkeersintensiteiten.
Het betoog van de Stichting faalt.
2.4.    Voor zover de Stichting heeft betoogd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de toename van het verkeer vanwege de nieuw te bouwen wijk Parijsch-Zuid, overweegt de Afdeling dat het college onder verwijzing naar het verkeersmodel te kennen heeft gegeven dat deze ontwikkeling wel degelijk is meegenomen.
Het betoog van de Stichting faalt.
3.    Verder betoogt de Stichting dat er in de notitie Wegverkeerslawaai ten onrechte van is uitgegaan dat op het deel van de Prijsseweg waaraan kavel 22 ligt, een snelheidsregime van 50 km/uur geldt. Nu de Afdeling in haar uitspraak van 6 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1834, de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" van een deel van de Prijsseweg heeft vernietigd, is volgens haar sprake van een hoofdontsluitingsroute voor langzaam verkeer waarop in ieder geval niet harder dan 30 km/uur mag worden gereden.
3.1.    Niet in geschil is dat kavel 22 ligt aan het deel van de Prijsseweg tussen de komgrens en de Ottersingel. In de notitie Wegverkeerslawaai staat dat op de Prijsseweg tussen de komgrens en de Ottersingel een snelheid van 50 km/uur geldt.
Voor zover de Stichting bedoelt te betogen dat ten onrechte een maximale snelheid van 50 km/uur geldt op het desbetreffende weggedeelte, overweegt de Afdeling dat in een bestemmingsplan niet de maximaal toegestane snelheid wordt geregeld. Dit aspect kan in de onderhavige procedure derhalve niet aan de orde kan komen. Het college heeft ter zitting verder toegelicht dat hij reeds in 2010 een verkeersbesluit heeft genomen waarin is bepaald dat op de Prijsseweg tussen de komgrens en de Ottersingel een maximale snelheid van 50 km/uur geldt. Dat volgens de Stichting naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 6 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1834, op onder meer het deel van de Prijsseweg ter hoogte van kavel 22 nog steeds de aanduiding "pad" geldt waardoor sprake is van een hoofdontsluitingsroute voor langzaam verkeer - wat daar ook van zij -, maakt naar het oordeel van de Afdeling niet dat in de notitie Wegverkeerslawaai ten onrechte van de op grond van het verkeersbesluit geldende maximale snelheid van 50 km/uur is uitgegaan.
Het betoog van de Stichting faalt.
4.    Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich bij het nemen van het bestreden besluit niet op de notitie Wegverkeerslawaai heeft mogen baseren.
5.    Het beroep is ongegrond.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Driessen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2017
634.