201604285/1/R1.
Datum uitspraak: 11 januari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Voorst, gemeente Oude IJsselstreek,
en
de raad van de gemeente Oude IJsselstreek,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, locatie Breedenbroekseweg 1a te Voorst" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 december 2016, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J. Oosterhof, en de raad, vertegenwoordigd door G.T. ten Brinke, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plangebied bestaat uit het perceel Breendenbroekseweg 1a te Voorst. Dit perceel heeft een omvang van ongeveer 2.000 m2. In het vorige bestemmingsplan "Buitengebied Gendringen 2000, herziening 2002" had het perceel een agrarische bestemming. Op het perceel staan 2 varkensstallen van ongeveer 900 m2, die niet meer als zodanig in gebruik zijn. Verder is er verharding en groen aanwezig. Het plan voorziet in de bouw van twee vrijstaande woningen op het perceel. De twee varkensstallen zullen daarvoor worden gesloopt. Het plan past volgens de raad binnen het beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing (hierna: VAB-beleid).
2. [appellante] is gevestigd in de directe omgeving van het plangebied en kan zich niet verenigen met het plan. Zij voert aan dat het plan in strijd is met het provinciaal en gemeentelijk beleid. Verder heeft de raad bij de vaststelling van het plan het aspect milieuzonering onvoldoende onderzocht en strekt het plan volgens [appellante] niet ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Provinciaal beleid
4. [appellante] voert aan dat het plan in strijd is met de afspraken in het provinciaal beleid. Volgens [appellante] volgt uit de Regionale Woonvisie Achterhoek 2010-2020 dat de regio te maken zal krijgen met een bevolkingsdaling en een sterke vergrijzing, wat voor een andere vraag op de woningmarkt zorgt. Aan principeverzoeken voor woningbouwontwikkeling kan volgens de visie geen medewerking meer worden verleend. In de Woningmarktmonitor Achterhoek 2015 wordt verder op basis van de Regionale Woonagenda 2015-2025 gesteld dat er nog maar ruimte is voor 315 woningen in de regio, terwijl er al 524 in aanbouw zijn. Er is volgens haar dus zonder dit plan al sprake van een overschot. Volgens [appellante] heeft de raad bij de vaststelling van het plan hier ten onrechte geen rekening mee gehouden. De raad heeft niet onderbouwd dat de twee woningen passen in het woningbouwprogramma.
4.1. In de plantoelichting staat dat volgens de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland nieuwe woonlocaties slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het Kwalitatief Woonprogramma, successievelijk de kwantitatieve opgave wonen voor de regio. Voor de regio Achterhoek, waarvan de gemeente Oude IJsselstreek deel uitmaakt, is in het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 voor de periode 2010-2019 een behoefte vastgesteld van 5900 netto toe te voegen woningen. In de Regionale Woonvisie Achterhoek 2010-2020 is een verdeling gemaakt van die behoefte tussen de gemeentes. Voor de gemeente Oude IJsselstreek is besloten dat de woningvoorraad tot 2020 met 685 woningen mag toenemen. Volgens de plantoelichting maken de twee woningen die dit plan mogelijk maakt al deel uit van die regionale woningbouwopgave. De raad heeft toegelicht dat het hier gaat om een toezegging die al in 2009 is gedaan. De bouwmogelijkheden die het plan biedt zijn volgens de plantoelichting in het kader van het VAB-beleid in 2009 in het gemeentelijk woningbouwprogramma opgenomen en dit programma is in 2015 gehandhaafd.
4.2. De Afdeling is van oordeel dat de raad met het bovenstaande voldoende heeft gemotiveerd dat de in het plan voorziene woningen passen binnen de afspraken die zijn gemaakt in het provinciaal beleid. Hoewel [appellante] terecht aanvoert dat uit voormelde stukken volgt dat er in de toekomst minder nieuwe woningen nodig zijn, volgt uit deze stukken niet dat er helemaal geen nieuwe woningen meer moeten worden gebouwd. Zoals de raad heeft toegelicht betreft het hier geen nieuw verzoek maar is in 2009 al de toezegging gedaan dat er twee woningen mogen worden gebouwd. De twee voorziene woningen maken volgens de raad deel uit van de 685 woningen waarmee de woningvoorraad in de gemeente mag toenemen.
Het betoog faalt.
Gemeentelijk beleid
5. Volgens [appellante] is het plan in strijd met het gemeentelijk beleid. Uit de gemeentelijke structuurvisie volgt immers dat een toename van het aantal burgerwoningen in het buitengebied niet is toegestaan. Hiervan kan alleen van worden afgeweken met een speciale regeling, waarbij er een impuls moet worden gegeven aan de leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het platteland. Volgens [appellante] heeft de raad onvoldoende gemotiveerd dat hiervan in dit geval sprake is.
5.1.1. In de gemeentelijke structuurvisie is opgenomen dat voor alle nieuw- of verbouwplannen in het buitengebied geldt dat het nieuwe pand een impuls moet geven aan de leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het platteland. In de plantoelichting staat hierover dat in het plangebied twee voormalige varkensstallen worden gesloopt. De twee woningen die het plan mogelijk maakt worden gerealiseerd op basis van de functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing. Door de sloop van de stallen en de realisatie van twee nieuwe woningen is er sprake van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
5.1.2. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met de sloop van de varkensstallen en het toevoegen van twee woningen sprake is van een impuls aan de leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het platteland. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat het plan in strijd is met de gemeentelijke structuurvisie.
Het betoog faalt.
5.2. [appellante] voert aan dat in de "concept-beleidsuitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied 2015" staat dat geen nieuwe woningen in vrijkomende agrarische bebouwing kunnen worden toegestaan. Het plan is hiermee in strijd. Volgens haar kan de stelling van de raad dat het hier gaat om de realisering van een bestaande toezegging en dus niet van nieuwe woningen niet worden gevolgd, omdat de toezegging al uit 2009 is en de bedrijfsbebouwing die in dat kader zou worden gesloopt er bovendien nog steeds staat.
5.2.1. In de "concept-beleidsuitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied 2015" staat dat op dit moment geen nieuwe woningen in vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing kunnen worden toegestaan. Alleen woningen die passen binnen de afspraken met de Regio mogen nu nog worden gebouwd. Zoals de raad heeft toegelicht is in 2009 al toegezegd dat de twee in het plan voorziene woningen mogen worden gebouwd en passen deze bovendien binnen de regionale afspraken. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het plan in overeenstemming is met de "concept-beleidsuitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied 2015". Dat de bedrijfsbebouwing op het perceel nog aanwezig is, is in dit kader niet relevant.
Het betoog faalt.
6. Volgens [appellante] is het plan niet in overeenstemming met het VAB-beleid van de gemeente. Volgens haar kan er op grond van dit beleid slechts 1 woning worden gebouwd.
6.1. De raad heeft in nota zienswijzen toegelicht dat op grond van het VAB-beleid voor de nieuwbouw van de twee woningen minimaal 1.000 m2 per woning dient te worden gesloopt. Op het perceel Breendenbroekseweg 1a te Voorst zal 900 m2 aan bebouwing worden gesloopt. Verder zal voor de bouw van deze woningen 1.640 m2 duurzame bebouwing en 4.147 m2 glazen kassen worden gesloopt op het perceel Rieteweg 1 te Heelweg. De sloop van de bebouwing wordt volgens de raad contractueel vastgelegd. Er wordt derhalve voldoende bebouwing gesloopt om op grond van het VAB-beleid twee nieuwe woningen te kunnen bouwen. In het VAB-beleid is niet opgenomen dat een nieuwe woning alleen kan worden gebouwd op het perceel waar de bebouwing wordt gesloopt. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat het plan niet in overeenstemming is met het VAB-beleid.
Het betoog faalt.
Milieuzonering
7. [appellante] voert aan dat de raad ten onrechte aansluiting heeft gezocht bij de richtafstanden die volgens de brochure "Bedrijven en milieuzonering 2009" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) voor maneges in acht dienen te worden genomen. Volgens haar had moeten worden aangesloten bij de richtafstanden die voor een groothandel in levende dieren gelden. Zo staat haar bedrijf immers ingeschreven in de Kamer van Koophandel. Er wordt volgens haar niet voldaan aan de afstanden uit de VNG-brochure. De twee woningen zullen volgens [appellante] vanwege milieuaspecten een belemmering vormen voor haar toekomstige bedrijfsactiviteiten. De paarden die worden getraind zijn volgens [appellante] van nature erg schrikachtig, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Voorts is geen rekening gehouden met de paardenbak op het perceel. [appellante] wijst er verder op dat zij de raad heeft verzocht om haar bouwvlak te vergoten, omdat zij de bedrijfsactiviteiten wil uitbreiden. Indien de woningen worden gebouwd zal de uitbreiding niet meer mogelijk zijn. De raad heeft hiermee bij de vaststelling van het plan ten onrechte geen rekening gehouden.
7.1. Over de milieuzonering staat in de plantoelichting dat is aangesloten bij de richtafstanden uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering (2009)" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De raad heeft, gelet op de bedrijfsactiviteiten van [appellante], de afstanden voor een manege als uitgangspunt genomen. Ter zitting heeft [appellante] toegelicht dat haar bedrijfsactiviteiten met name bestaan uit het zadelmak maken en trainen van paarden. Daarnaast bestaat er een fokprogramma. Er zijn 25 stallen aanwezig op het perceel.
7.2. De Afdeling is van oordeel dat de raad gelet op de activiteiten die feitelijk worden uitgevoerd en het aantal paarden dat op het perceel gemiddeld aanwezig is in redelijkheid heeft kunnen aansluiten bij de afstanden die volgens de VNG-brochure in het geval van een manege in acht moeten worden genomen. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de verwachte overlast die de bedrijfsactiviteiten met zich brengen dusdanig zal zijn dat grotere afstanden moeten worden aangehouden.
Voor een manege dient volgens de VNG-brochure voor het aspect geur een afstand van 50 m te worden aangehouden en voor stof en geluid een afstand van 30 m. Zoals de raad ter zitting heeft toegelicht wordt voldaan aan deze afstanden. De raad heeft daarbij geen rekening hoeven houden met de aanwezige paardenbak, nu de paarden daar slechts voor een korte periode aanwezig zijn. Voor zover [appellante] heeft aangevoerd dat zij wenst uit te breiden in de richting van de voorziene woningen en deze uitbreiding op een kortere afstand dan 50 m van de woningen is voorzien, overweegt de Afdeling dat deze uitbreidingsplannen ten tijde van de vaststelling van het plan niet dusdanig concreet waren dat de raad daaraan meer waarde heeft moeten hechten dan hij heeft gedaan. Bovendien volgt uit de tekening die [appellante] heeft overgelegd dat deze uitbreiding buiten het huidige bouwvlak zal komen te liggen en derhalve op basis van het huidige bestemmingsplan niet mogelijk is. Voorts acht de Afdeling van belang dat [appellante] voldoende ruimte heeft het bedrijf elders op het perceel uit te breiden, waarbij de afstanden uit de VNG-brochure wel worden gehaald. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat [appellante] door de voorziene woningen dusdanig zal worden beperkt in haar bedrijfsvoering dat de raad het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
Het betoog faalt.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Brock
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2017
603.