ECLI:NL:RVS:2017:278
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening tegen handhaving van ondergrondse afvalcontainer
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 januari 2017 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B] om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek was gericht tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bunschoten, dat op 15 november 2016 had afgewezen om handhavend op te treden tegen de plaatsing van een ondergrondse afvalcontainer nabij de [locatie]. De verzoekers stelden dat de plaatsing van de container onrechtmatig was en overlast veroorzaakte. Tijdens de openbare zitting werd het verzoek besproken, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van de verzoekers afwoog tegen de belangen van het college.
De voorzieningenrechter overwoog dat het college verwachtte binnen zeven weken een besluit op het bezwaar van de verzoekers te nemen. Daarnaast werd opgemerkt dat het verwijderen van de container kostbaar zou zijn en dat er, zelfs na verwijdering, nog steeds overlast zou kunnen zijn door afval dat naast de container zou worden geplaatst. Het college had ook aangegeven dat bij buitengebruikstelling van de container de bewoners afhankelijk zouden zijn van andere containers met beperkte capaciteit, wat ook tot overlast zou kunnen leiden.
Op basis van deze overwegingen concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen zodanig zwaarwegende belangen van de verzoekers waren dat deze de verwijdering of buiten gebruikstelling van de container rechtvaardigden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.