ECLI:NL:RVS:2017:278

Raad van State

Datum uitspraak
19 januari 2017
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
201700266/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen handhaving van ondergrondse afvalcontainer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 januari 2017 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B] om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek was gericht tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bunschoten, dat op 15 november 2016 had afgewezen om handhavend op te treden tegen de plaatsing van een ondergrondse afvalcontainer nabij de [locatie]. De verzoekers stelden dat de plaatsing van de container onrechtmatig was en overlast veroorzaakte. Tijdens de openbare zitting werd het verzoek besproken, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van de verzoekers afwoog tegen de belangen van het college.

De voorzieningenrechter overwoog dat het college verwachtte binnen zeven weken een besluit op het bezwaar van de verzoekers te nemen. Daarnaast werd opgemerkt dat het verwijderen van de container kostbaar zou zijn en dat er, zelfs na verwijdering, nog steeds overlast zou kunnen zijn door afval dat naast de container zou worden geplaatst. Het college had ook aangegeven dat bij buitengebruikstelling van de container de bewoners afhankelijk zouden zijn van andere containers met beperkte capaciteit, wat ook tot overlast zou kunnen leiden.

Op basis van deze overwegingen concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen zodanig zwaarwegende belangen van de verzoekers waren dat deze de verwijdering of buiten gebruikstelling van de container rechtvaardigden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201700266/1/A1.
Datum uitspraak: 19 januari 2017 AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten,
verzoekers, en het college van burgemeester en wethouders van Bunschoten,
verweerder. Openbare zitting gehouden op 19 januari 2017 om 13:30 uur. Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman voorzieningenrechter griffier: mr. J.A.W. van Leeuwen Verschenen:
[verzoeker B], bijgestaan door [gemachtigde];
Het college, vertegenwoordigd door mr. S. Maakal, advocaat te Heerenveen en mw. Smit, werkzaam bij de gemeente. Het door [verzoeker] gemaakte bezwaar richt zich tegen het besluit van 15 november 2016 waarbij het college het verzoek van [verzoeker] om handhavend op te treden tegen de plaatsing van de ondergrondse afvalcontainer nabij de [locatie] heeft afgewezen. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek strekt ertoe dat de ondergrondse afvalcontainer in afwachting van het besluit op bezwaar wordt verwijderd dan wel buiten gebruik wordt gesteld omdat de plaatsing van die container onrechtmatig is en overlast oplevert voor [verzoeker]. De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af. Daartoe overweegt hij het volgende: - het college verwacht over zeven weken, te rekenen vanaf 19 januari 2017, een besluit op bezwaar te zullen nemen; - het verwijderen en, indien het gemaakte bezwaar ongegrond wordt verklaard, eventueel terugplaatsen van de container is kostbaar; - aannemelijk is dat na buitengebruikstelling van de container nog enige tijd overlast zal blijven bestaan door plaatsing van afval naast de dan gesloten container; - het college heeft te kennen gegeven dat bij buitengebruikstelling van de container de bewoners van de buurt op andere containers in de buurt zijn aangewezen die een beperkte capaciteit hebben, waardoor aldaar overlast door naastgeplaatst vuilnis te verwachten is; - het college heeft ter zitting verklaard dat naast de container geplaatst vuilnis na melding hiervan op initiatief van de gemeente wordt verwijderd en dat dan zo mogelijk aan de hand van, ingeval van een vuilniszak, de inhoud ervan wordt getracht de aanbieder van het vuilnis te achterhalen, teneinde tegen hem handhavend op te treden. Reeds op grond hiervan is niet gebleken van zodanig zwaarwegende belangen van [verzoeker], dat deze, vooruitlopend op het besluit op bezwaar, verwijdering of buiten gebruikstelling van de container rechtvaardigen.
De overigens door het college naar voren gebrachte verweren kunnen dientengevolge buiten bespreking blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. w.g. Borman w.g. Van Leeuwen
voorzieningenrechter griffier 543.