201705562/4/R1.
Datum uitspraak: 17 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Waardevol Tiel, werkgroep voor cultuurhistorie en leefomgeving, gevestigd te Tiel, en de vereniging Gelderse Natuur en Milieufederatie, gevestigd te Arnhem, (hierna: WWT en GNM),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Tiel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 mei 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied - Industrieweg, Brandstofverkooppunt" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben WWT en GNM beroep ingesteld.
WWT en GNM hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Olie en Benzine H. van Dijkhuizen Tiel B.V. heeft daartoe in de gelegenheid gesteld een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 oktober 2017, waar WWT en GNM, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door [persoon], en de raad, vertegenwoordigd door G.J.K. Leemreize, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord [partij], vertegenwoordigd door mr. T.D. Rijs, advocaat te Zutphen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet aan de Industrieweg te Tiel, ten zuiden van de kruising met de Rivierenlandlaan en de Kellenseweg, in een nieuwe locatie voor het bestaande benzinestation met LPG-vulpunt van [partij] aan de rand van de binnenstad van Tiel. Beoogd is om het bestaande benzinestation van [partij] te verplaatsen. WWT en GNM komen op voor de natuurlijke, de landschappelijke en de archeologische waarden ter plaatse van de voorziene nieuwe locatie voor het benzinestation.
3. Het verzoek van WWT en GNM strekt tot schorsing van het plan om onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
4. Ter zitting is gebleken dat [partij] zo spoedig mogelijk wil beginnen met de bouw van een tankstation op de nieuwe locatie. [partij] stelt daartoe dat het tankstation op de oude locatie bij het bestemmingsplan "Binnenstad" uit 2008 al is wegbestemd en dat het, nu hierin niet meer wordt geïnvesteerd verouderd is, waardoor zijn omzet de afgelopen jaren beduidend is teruggelopen. Verder is van belang dat de voorwaarden waaronder een provinciale subsidie is verleend een spoedige sloop van het oude tankstation vergen. De voorzieningenrechter stelt vast dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
5. WWT en GNM betogen onder meer dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 2.7.4.2 van de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de verordening) omdat het leidt tot een aantasting van een Nationaal Landschap als bedoeld in deze bepaling. Hierbij voeren zij aan dat het plan door aantasting van de openheid afbreuk doet aan de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Rivierengebied. Voorts is volgens hen niet voldaan aan de voorwaarden uit het tweede lid van het artikel. Zo is geen sprake van redenen van groot openbaar belang en wordt de openheid door de als compenserende maatregel bedoelde landschappelijke inpassing nog verder aangetast, aldus WWT en GNM.
5.1. Artikel 2.7.4.2 van de verordening luidt als volgt:
"Nationaal landschap
1. Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap en buiten de GO, het GNN en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maakt ten opzichte van het ten tijde van de inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of versterken. Deze kernkwaliteiten zijn vastgelegd in bijlage 6 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen van deze verordening.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zijn activiteiten die afbreuk doen aan de kernkwaliteiten of deze kernkwaliteiten niet versterken mogelijk:
a. als er geen reële alternatieven zijn;
b. er sprake is van redenen van groot openbaar belang; en
c. er compenserende maatregelen worden getroffen ter
waarborging van de kernkwaliteiten van de Nationale
Landschappen zoals vastgelegd in bijlage 6 Kernkwaliteiten
Nationale Landschappen
3. De geometrische plaatsbepaling van het bepaalde in dit artikel is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1 en is verbeeld op de bij deze verordening behorende kaart Regels Landschap."
5.2. Artikel 2.1.1 van de verordening luidt als volgt:
"Begripsbepaling
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
24 Nationaal Landschap
Gebied met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten."
In de toelichting bij artikel 2.7.4.2. van de verordening staat dat het Rijk twintig karakteristieke gebieden in Nederland heeft aangewezen als Nationaal Landschap, waarvan maar liefst zeven in Gelderland liggen. De Nationale Landschappen zijn de symbolen bij uitstek van het Gelderse cultuurlandschap. Ze geven op (inter)nationale schaal een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit en hebben daarom speciale aandacht. Het ruimtelijk beleid is er op gericht om de kernkwaliteiten van deze gebieden te behouden en verder te ontwikkelen. Ingrepen die de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap aantasten, zijn alleen mogelijk wanneer er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang, zoals de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid, werkgelegenheid, het ontstaan van voor het milieu wezenlijk gunstigere effecten of andere grote maatschappelijke opgaven.
5.3. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan leidt tot een aantasting van het Nationaal Landschap als bedoeld in artikel 2.7.4.2, eerste lid, van de verordening. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat bij de vaststelling van het plan toepassing is gegeven aan het tweede lid van deze bepaling.
5.4. De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen verdeeld zijn over het antwoord op de vraag of de raad met toepassing van het tweede lid van deze bepaling aan de verplaatsing van het benzinestation naar de voorziene locatie medewerking heeft kunnen verlenen en in het bijzonder of aan het in het tweede lid, onder b, opgenomen vereiste dat sprake is van redenen van groot openbaar belang is voldaan bij de vaststelling van dit plan. Volgens de raad zijn met het plan redenen van groot openbaar belang gemoeid, die zijn gelegen in de herontwikkeling van het gebied waarin het bestaande benzinestation is gelegen. Dit gebied is in het Masterplan voor het Waalfront aangewezen als belangrijke ontwikkellocatie en de aanwezigheid van het benzinestation doet afbreuk aan de gewenste stedenbouwkundige ontwikkeling, zoals neergelegd in het op 15 oktober 2008 door de raad vastgestelde bestemmingsplan "Binnenstad", aldus de raad. WWT en GNM hebben hiertegen ingebracht dat het al vele jaren ter plaatse aanwezige benzinestation met LPG-vulpunt voldoet aan de hedendaagse normen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen en dat voor het overige met de verplaatsing van dit benzinestation naar de thans voorziene locatie geen sprake is van redenen van groot openbaar belang.
De voorzieningenrechter overweegt dat de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent voor beantwoording van de vraag of met de in het plan mogelijk gemaakte verplaatsing naar de voorziene locatie sprake is van redenen van groot openbaar belang als bedoeld in de verordening, waarbij gelet op de toelichting gedacht wordt aan de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid, werkgelegenheid, het ontstaan van voor het milieu wezenlijk gunstigere effecten of andere grote maatschappelijke opgaven. Dit is een vraag van uitleg van een regel uit de verordening die in de bodemprocedure beantwoord moet worden.
5.5. Partijen zijn ook verdeeld over de vraag of aan het in het tweede lid, onder c, van artikel 2.7.4.2 van de verordening opgenomen vereiste is voldaan. Dit vereiste houdt in dat compenserende maatregelen worden getroffen ter waarborging van de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen. In de toelichting bij artikel 2.7.4.2 van de verordening is vermeld dat een bijdrage moet worden geleverd aan de landschapskwaliteit, waarbij sprake kan zijn van compensatie op gebiedsniveau.
De raad stelt zich op het standpunt dat het Nationaal Landschap hier niet wordt gekenmerkt door openheid, maar door een kleinschalige afwisseling van boomgaarden, gras- en bouwlanden en verspreide bebouwing. Voorts was het plangebied in het verleden als boomgaard in gebruik. Gelet hierop, en nu het benzinestation met de landschappelijke inpassing door bomen zal worden omgeven, acht de raad de aantasting van het Nationaal Landschap niet onaanvaardbaar.
WWT en GNM betogen dat het benzinestation en de landschappelijke inpassing de openheid aantasten en daarmee het zicht op de achtergelegen gronden met hoge kernkwaliteiten waaronder het restant van een middeleeuws dijklichaam en de Dode Linge. Voorts kan het plangebied zelf volgens hen worden aangemerkt als een beschermenswaardige oude uiterwaarde.
Vast staat dat het plangebied thans vrij uitzicht biedt op de achtergelegen gronden die behoren tot het Nationaal Landschap, welk uitzicht ter plaatse verdwijnt met de uitvoering van het plan. De voorzieningenrechter acht niet buiten iedere twijfel dat de als compenserende maatregel bedoelde landschappelijke inpassing wel kan worden aangemerkt als een toereikende maatregel als bedoeld in artikel 2.7.4.2, tweede lid, aanhef en onder c, van de verordening.
5.6. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen aanleiding voor schorsing van het plan.
De voorzieningenrechter ziet in de betrokken belangen aanleiding om te bevorderen dat de behandeling van de hoofdzaak met enige voorrang ter hand wordt genomen.
6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Tiel van 17 mei 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied - Industrieweg, Brandstofverkooppunt";
II. gelast dat de raad van de gemeente Tiel aan Waardevol Tiel, werkgroep voor cultuurhistorie en leefomgeving, en de Vereniging Gelderse Natuur en Milieufederatie het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Hupkes
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2017
635.