201702787/1/V2.
Datum uitspraak: 3 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 28 maart 2017 in zaak nr. 16/1743 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 28 maart 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Coenen, advocaat te Utrecht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Aanleiding
1. De vreemdeling heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij transgender en biseksueel is en daarom niet kan terugkeren naar Wit-Rusland. De staatssecretaris heeft de vreemdeling op 22 oktober 2015 gehoord over zijn asielmotieven. Hij heeft zich in het besluit onder meer op het standpunt gesteld dat de gestelde seksuele gerichtheid en de stelling van de vreemdeling dat hij transgender is, gelet op de tijdens dit gehoor afgelegde verklaringen, niet geloofwaardig zijn.
Grief
2. De staatssecretaris klaagt in de enige grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de hoormedewerker die het nader gehoor heeft afgenomen, niet voldoet aan de in dit geval voor die functie gestelde eisen en hij de afwijzing van de asielaanvraag van de vreemdeling daarom niet op dat gehoor mocht baseren. Volgens de staatssecretaris heeft de rechtbank niet onderkend dat de enkele omstandigheid dat de hoormedewerker de cursus 'Interviewing Vulnerable People' - één van de cursussen binnen het curriculum van het European Asylum Support Office - nog niet heeft gevolgd, niet betekent dat het nader gehoor onzorgvuldig is verlopen.
2.1. De staatssecretaris wijst erop dat iedere hoormedewerker zorgvuldig wordt opgeleid, waarbij ook in de standaardmodules aandacht is voor het omgaan met emoties en de duiding van verbale en non-verbale signalen van vreemdelingen. Daarbij worden startende hoormedewerkers begeleid door ervaren hoormedewerkers en moeten zij, voordat zij bevoegd worden zelfstandig te werken, aantonen dat zij een gehoor zorgvuldig kunnen afnemen, ook bij vreemdelingen die bijzondere aandacht behoeven. De cursus 'Interviewing Vulnerable People' (hierna: de cursus IVP) is een verdiepingscursus voor hoormedewerkers die al enige tijd werkzaam zijn in het asielproces. De cursus ziet op het horen van kwetsbare vreemdelingen in het algemeen en is bedoeld om de kwaliteit van reeds ervaren hoormedewerkers nog verder te verhogen. Per 2012 is de cursus verplicht gesteld voor alle asielmedewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (zie de brief van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 21 maart 2012, TK 2011/12, 19 637, nr. 1510).
2.2. De staatssecretaris heeft medegedeeld dat de hoormedewerker die het nader gehoor heeft afgenomen, de cursus IVP nog niet heeft gevolgd, maar dat zij wel de basishooropleiding heeft gevolgd waarin ook veel aandacht wordt besteed aan het horen van kwetsbare vreemdelingen. Voorts is de hoormedewerker bevoegd om alle soorten gehoren af te nemen en heeft zij ruime ervaring met het horen van vreemdelingen die stellen een LHBTI-gerichtheid te hebben. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt bovendien niet dat de enkele omstandigheid dat de hoormedewerker voormelde cursus ten tijde van het gehoor nog niet had gevolgd, ertoe heeft geleid dat dit gehoor onzorgvuldig is verlopen, dan wel dat bepaalde aspecten onderbelicht zijn gebleven. De vreemdeling heeft in dit kader ook niet toegelicht welke onderdelen uit het nader gehoor onjuist of onvolledig zouden zijn.
Gelet op het voorgaande en in het licht van de hoge opleidings- en kwaliteitseisen die, ook los van voormelde cursus, aan iedere hoormedewerker worden gesteld, betoogt de staatssecretaris terecht dat uit de enkele omstandigheid dat de hoormedewerker de cursus IVP ten tijde van het nader gehoor nog niet had gevolgd, niet reeds volgt dat dit gehoor niet voldoet aan de daaraan gestelde zorgvuldigheidseisen.
De grief slaagt.
Conclusie
3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. Wat de staatssecretaris voor het overige aanvoert behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Omdat de rechtbank geen oordeel heeft gegeven over hetgeen de vreemdeling overigens nog heeft aangevoerd over de aan het nader gehoor klevende gebreken, en de rechtbank evenmin is ingegaan op het standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van de gestelde biseksuele gerichtheid, de stelling van de vreemdeling dat hij transgender is en het asielrelaas, zal de Afdeling de zaak met toepassing van artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 28 maart 2017 in zaak nr. 16/1743;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Van Loon
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2017
284-806.