201707171/1/V3.
Datum uitspraak: 27 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 28 augustus 2017 in zaken nrs. NL17.6578 en NL17.7193 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Op 5 augustus 2017 is de termijn van de aan de vreemdeling opgelegde maatregel van ophouding verlengd. Bij besluit van dezelfde datum is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 28 augustus 2017 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdeling ingestelde beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
In het hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nr. NL17.7193
1. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), voor zover thans van belang, staat in afwijking van artikel 8:104, eerste lid, van de Awb geen hoger beroep open tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit of handeling op grond van hoofdstuk 4.
Ingevolge artikel 95, eerste lid, staat, in afwijking van artikel 84, aanhef en onder a, tegen de uitspraak van de rechtbank, bedoeld in artikel 94, vijfde lid, hoger beroep open bij de Afdeling.
2. Het door de vreemdeling ingestelde beroep is een beroep in de zin van artikel 93, eerste lid, van de Vw 2000, in samenhang gelezen met artikel 8:1 van de Awb, gericht tegen de verlenging van de ophouding als bedoeld in het in hoofdstuk 4 van de Vw 2000 opgenomen artikel 50. De uitspraak van de rechtbank van 28 augustus 2017 is gedaan op dit beroep en is derhalve een uitspraak als bedoeld in artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Hiertegen staat, anders dan bij een uitspraak als vermeld in artikel 95, eerste lid, van deze wet geen hoger beroep open bij de Afdeling.
3. De Afdeling is kennelijk onbevoegd om in zoverre van het hoger beroep kennis te nemen.
In het hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nr. NL17.6578
4. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
5. Het hoger beroep is in zoverre kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient in zoverre te worden bevestigd.
6. Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen.
Proceskosten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak in zaak nr. NL17.7193 kennis te nemen;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak in zaak nr. NL17.6578.
III. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Ahmady-Pikart
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2017
638-644.