ECLI:NL:RVS:2017:2619
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 27 september 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. E.J.M. van Ewijk, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 17 juli 2017 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 6 juni 2017 hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel had afgewezen. De vreemdelingen hadden verzocht om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, maar hun aanvragen werden niet gehonoreerd.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris een vertrekverklaring overgelegd, waaruit bleek dat de vreemdelingen op 10 augustus 2017 vrijwillig naar Armenië waren vertrokken met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie. De Raad van State oordeelde dat, gezien deze omstandigheden, de vreemdelingen geen belang meer hadden bij de beoordeling van hun hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. Hierdoor werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad van State heeft in zijn beslissing ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 27 september 2017, en is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.