ECLI:NL:RVS:2017:2617

Raad van State

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
27 september 2017
Zaaknummer
201707143/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in asielzaak

In deze zaak heeft de Raad van State op 26 september 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 25 juli 2017 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.R. van der Pol, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 25 augustus 2017 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak vastgesteld dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank is gedaan na toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel bepaalt dat tegen een dergelijke uitspraak geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Raad van State heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van de vreemdeling niet ontvankelijk is, omdat de Afdeling bestuursrechtspraak kennelijk onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. De Raad heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 26 september 2017.

Uitspraak

201707143/1/V3.
Datum uitspraak: 26 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 25 augustus 2017 in zaak nr. NL17.5760 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juli 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 25 augustus 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.R. van der Pol, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De aangevallen uitspraak is een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Hiertegen kan gelet op artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb geen hoger beroep worden ingesteld. Hetgeen de vreemdeling in hoger beroep aanvoert is geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen.
2.    De Afdeling is kennelijk onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2017
47.