ECLI:NL:RVS:2017:2617
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in asielzaak
In deze zaak heeft de Raad van State op 26 september 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 25 juli 2017 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.R. van der Pol, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 25 augustus 2017 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak vastgesteld dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank is gedaan na toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel bepaalt dat tegen een dergelijke uitspraak geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Raad van State heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van de vreemdeling niet ontvankelijk is, omdat de Afdeling bestuursrechtspraak kennelijk onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. De Raad heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 26 september 2017.