ECLI:NL:RVS:2017:2590

Raad van State

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
27 september 2017
Zaaknummer
201701050/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Veilige Wieleromgeving Sportzone Limburg' en de ontvankelijkheid van Cecla Benelux B.V.

Op 27 september 2017 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen Cecla Benelux B.V. en de raad van de gemeente Sittard-Geleen. Het geschil betreft het bestemmingsplan 'Veilige Wieleromgeving Sportzone Limburg', dat op 15 december 2016 door de raad is vastgesteld. Cecla Benelux B.V. heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat het plan de bestaande parkeerplaatsen van haar bedrijfsgebouw aan de Parijsboulevard 241 in Sittard zou doen verdwijnen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de vraag of Cecla tijdig een zienswijze had ingediend tegen het ontwerpplan. De Afdeling oordeelde dat Cecla niet in redelijkheid kon worden verweten dat zij geen zienswijze had ingediend, omdat het voor haar niet duidelijk was dat het plan zou leiden tot het verdwijnen van het parkeerterrein. Hierdoor werd het beroep ontvankelijk verklaard.

In de inhoudelijke beoordeling kwam de Afdeling tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover het betreft het plandeel voor de gronden van het bestaande parkeerterrein. De raad had zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, aangezien het bestaande parkeerterrein niet binnen de planperiode van tien jaar zal worden verwezenlijkt. De Afdeling vernietigde het besluit van de raad en droeg de raad op om binnen vier weken de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan. Tevens werd de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan Cecla Benelux B.V.

Uitspraak

201701050/1/R1.
Datum uitspraak: 27 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Cecla Benelux B.V., gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
appellante,
en
de raad van de gemeente Sittard-Geleen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Veilige Wieleromgeving Sportzone Limburg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Cecla beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 augustus 2017, waar Cecla, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. M. van Hoorne, rechtsbijstandverlener te Roermond, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.P.A.M. Friesen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan maakt een zogenaamde veilige wieleromgeving mogelijk op het bedrijventerrein 'Bedrijvenstad Fortuna' in Sittard. Het gaat om de grootste veilige wieleromgeving van Nederland. Het plangebied sluit aan op de bestaande Sportzone Limburg. De plannen omvatten enkele hoofdgebouwen, een veilige wieleromgeving in de vorm van een van ander verkeer afgesloten parcours, een windtunnel en een BMX-hal.
Cecla heeft een bedrijfsgebouw aan de Parijsboulevard 241 en maakt gebruik van een parkeerterrein ten zuidoosten daarvan. Het plan maakt ter plaatse van het parkeerterrein hoofdgebouwen mogelijk. Cecla richt zich in beroep tegen het verdwijnen van het parkeerterrein.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Ontvankelijkheid
3. De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van Cecla niet-ontvankelijk is omdat zij geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
4. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. Vast staat dat Cecla geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Naar het oordeel van de Afdeling doet deze omstandigheid zich in dit geval voor. Het plan is gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan. Het ontwerpplan voorzag ter plaatse van het parkeerterrein in de aanduiding "parkeerterrein". In het vastgestelde plan is die aanduiding vervallen. De raad brengt hier tegenin dat de aanduiding "parkeerterrein" in het ontwerpplan zinledig was omdat de planregels daar geen betekenis aan toekenden. Dit is juist, maar neemt naar het oordeel van de Afdeling niet weg dat sprake is van een bijzondere omstandigheid. Voor Cecla was niet onmiddellijk duidelijk dat het plan zou leiden tot het verdwijnen van het parkeerterrein. Gelet hierop bestaat rechtvaardiging voor de omstandigheid dat zij geen zienswijze tegen het ontwerpplan "Veilige Wieleromgeving Sportzone Limburg" naar voren heeft gebracht. Het beroep is ontvankelijk.
Inhoudelijk
5. Cecla betoogt dat zij onevenredig wordt benadeeld wanneer het parkeerterrein als gevolg van het plan zal verdwijnen. De parkeerplaatsen worden gebruikt door klanten, leveranciers en het personeel van haar bedrijf. Het bestaan van het parkeerterrein is reden geweest voor vestiging op die locatie. Voorts had het gemeentebestuur haar desgevraagd gemeld dat er geen plannen waren om het parkeerterrein te verwijderen. Verder stond in de plantoelichting van het voorheen geldende bestemmingsplan "Bergerweg Zuid" uit 2013 dat het aantal parkeerplaatsen ter plaatse zou worden uitgebreid. Gelet hierop mocht zij erop vertrouwen dat het parkeerterrein zou blijven bestaan, aldus Cecla.
5.1. Het plangebied bestaat uit tot dusver onbebouwde gronden die in het voorheen geldende bestemmingsplan "Bergerweg Zuid" uit 2013 gedeeltelijk waren voorzien van de bestemming "Bedrijventerrein" en gedeeltelijk waren voorzien van de bestemming "Verkeer" met de aanduiding "parkeerterrein". De gronden met de aanduiding "parkeerterrein" bestonden onder meer uit de gronden van het bestaande parkeerterrein.
5.2. Het thans voorliggende plan voorziet in de bestemming "Gemengd" met gedeeltelijk de aanduidingen "hoofdgebouwen" en "multifunctionele accommodatie". Deze aanduidingen overlappen gedeeltelijk met het bestaande parkeerterrein.
Artikel 3, lid 3.1, van de planregels luidt als volgt:
"De voor 'Gemengd´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met inbegrip van:
◦ 1. een multifunctionele sportaccommodatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - multifunctionele sportaccommodatie';
◦ 2. een windtunnel;
◦ 3. een BMX-hal;
◦ 4. ondergeschikte horeca;
◦ 5. ondergeschikte detailhandel;
◦ 6. sportevenementen, met dien verstande dat per jaar maximaal één langdurig evenement is toegestaan en maximaal zes incidentele kortdurende evenementen;
[…]
met de daarbij behorende:
c. parkeervoorzieningen, waarbij dient te worden voldaan aan de parkeernormen uit de gemeentelijke parkeernota, zoals bedoeld in artikel 14.3;
[…]".
5.3. Ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) wordt de bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels, binnen een periode van tien jaar telkens opnieuw vastgesteld. Uit deze bepaling volgt dat de wetgever een planperiode van tien jaar voor ogen staat, onverminderd de verlengingsmogelijkheid voor de raad die is neergelegd in artikel 3.1, derde lid, van de Wro. Het is in beginsel niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening om in een bestemmingsplan bestemmingen op te nemen die niet binnen de planperiode van 10 jaar zullen worden verwezenlijkt.
Ter zitting heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat aannemelijk is dat het bestaande parkeerterrein gedurende de planperiode zal blijven bestaan. In dit verband heeft de raad toegelicht dat de gemeente initiatiefnemer is, dat het plan gedeeltelijk reeds is verwezenlijkt en dat niet aannemelijk is dat het plan ter plaatse van het bestaande parkeerterrein verder wordt ontwikkeld. De Veilige Wieleromgeving is thans in gebruik, zonder dat de hoofdgebouwen, waaronder de multifunctionele accommodatie, zijn verwezenlijkt. Vermoedelijk wordt een gebouw buiten het plangebied ingericht als kantoor en kantine. Rond het bestaande parkeerterrein staan hekken die een afscheiding vormen tussen het parkeerterrein en de Veilige Wieleromgeving.
Gelet op het voorgaande dient ervan te worden uitgegaan dat het plandeel ter plaatse van het bestaande parkeerterrein niet binnen de planperiode zal worden verwezenlijkt. Daarom heeft de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, voor zover het betreft het plandeel voor de gronden ter plaatse van het voor de verwezenlijking van het plan reeds bestaande parkeerterrein.
Het betoog slaagt.
Conclusie
6. In hetgeen Cecla heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3.1, eerste lid, van de Wro, voor zover het betreft het plandeel voor de gronden ter plaatse van het voor de verwezenlijking van het plan reeds bestaande parkeerterrein. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
7. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
8. Gelet op het vorenstaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
9. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Sittard-Geleen van 15 december 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Veilige Wieleromgeving Sportzone Limburg", voor zover het betreft het plandeel voor de gronden ter plaatse van het voor de verwezenlijking van het plan reeds bestaande parkeerterrein;
III. draagt de raad van de gemeente Sittard-Geleen op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Sittard-Geleen tot vergoeding van bij Cecla Benelux B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Sittard-Geleen aan Cecla Benelux B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.
w.g. Uylenburg w.g. Hupkes
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2017
635.