BIJLAGE
1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
2. Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
1. In deze wet wordt verstaan onder:
a. bestuurlijke sanctie: een door een bestuursorgaan wegens een overtreding opgelegde verplichting of onthouden aanspraak;
c. bestraffende sanctie: een bestuurlijke sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen.
1. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie bestaat slechts voor zover zij bij of krachtens de wet is verleend.
2. Een bestuurlijke sanctie wordt slechts opgelegd indien de overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn omschreven.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
4. Artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Het Wetboek van strafrecht
2. Bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, worden de voor de verdachte gunstigste bepalingen toegepast.
3. De geldboete die voor een strafbaar feit ten hoogste kan worden opgelegd, is gelijk aan het bedrag van de categorie die voor dat feit is bepaald.
4. Er zijn zes categorieën:
de vierde categorie, € 16 750 [Red: Per 1 januari 2014: € 20.250.] ;
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:
gezagvoerder: degene die het gezag voert over een schip;
Onze Minister: Onze Minister van […] [Infrastructuur en Milieu];
1°. degene jegens wie de gezagvoerder krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid, behalve indien die gezagvoerder aan een derde ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid welke die derde gewoonlijk doet verrichten;
2°. degene aan wie de gezagvoerder ter beschikking is gesteld voor het verrichten van arbeid als bedoeld onder 1°; of
3°. degene die zonder werkgever als bedoeld onder 1° of 2° te zijn, de gezagvoerder onder zijn gezag arbeid doet verrichten;
1. Overeenkomstig bindende besluiten van instellingen van de Europese Gemeenschappen dan wel anderszins ter uitvoering van verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties worden bij ministeriële regeling regels gesteld voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën van schepen met betrekking tot de vaartijden en bemanningssterkte, de uitrustingsstukken van binnenschepen en de hiermee verband houdende eisen.
2. In het belang van de veiligheid van de vaart kan de regeling, bedoeld in het eerste lid, aanvullende regels bevatten inzake:
a. de vaartijden van schepen;
b. de samenstelling van de minimumbemanning van in die regeling aan te wijzen soorten schepen en categorieën daarvan en bij te onderscheiden exploitatiewijzen, alsmede de aan bemanningsleden te stellen eisen;
c. eisen aan de deskundigheid van bemanningsleden, waaronder begrepen opleiding en ervaring;
d. de rusttijden van de bemanningsleden.
7. De gezagvoerder of de werkgever zijn verplicht tot naleving van:
a. het bepaalde krachtens het eerste en tweede lid, onderdelen a tot en met c;
b. het tot hen gerichte krachtens het tweede lid, onderdeel d, bepaalde; en
9. Het is verboden te handelen in strijd met dit artikel.
1. Onze Minister kan aan degene die handelt in strijd met de artikelen […] 22, negende lid, […] een bestuurlijke boete opleggen.
2. De bestuurlijke boete die ten hoogste kan worden opgelegd komt overeen met de boete van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
4. Bij ministeriële regeling worden de boetebedragen voor de beboetbare feiten vastgesteld.
3. De werkgever van de bemanning van een schip dat de Rijn bevaart is verantwoordelijk voor de naleving van [artikel] 2.02, eerste lid, […] van het Rsp.
1. Voor de Rijn in Nederland met inbegrip van de Waal en de Lek is van kracht het Rsp, met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen, dat is opgenomen in bijlage 1.9.
2. Onverminderd het eerste lid is op de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en de Lek, van toepassing:
b. mits tijdens de vaart de Duits-Nederlandse grens in de ene of de andere richting niet wordt overschreden:
4°. de rusttijden bedoeld in het [Atbv], hoofdstuk 5 Binnenvaart.
1. De bedragen van de bestuurlijke boete op overtredingen als bedoeld in de artikelen […] 22, negende lid, van de wet zijn opgenomen in tabel 1 in bijlage 11.1 bij deze regeling.
2) Het boetebedrag wordt met 50% verminderd indien de boete wordt opgelegd aan een gezagvoerder in loondienst.
1. De werkgever en de gezagvoerend schipper organiseren de arbeid zodanig, dat een bemanningslid dat arbeid verricht bij exploitatiewijze A2, een rusttijd heeft van ten minste 8 uren, waarvan ten minste 6 uren ononderbroken in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, te rekenen vanaf het einde van iedere ononderbroken rusttijd van ten minste 6 uren.
2. De in het eerste lid bedoelde ononderbroken rusttijd is gelegen buiten de vaartijd.
2. Ieder schip moet een bemanning hebben, voldoende in aantal en geschiktheid om de veiligheid van de opvarenden en die van de scheepvaart te verzekeren.
3. Aan deze [voorwaarde] wordt geacht te zijn voldaan wanneer […] de bemanning en de bedrijfsuitoefening in overeenstemming zijn met de voorschriften van het [Rsp].
In dit Reglement wordt verstaan onder:
4. motorschip: een schip dat voor het vervoer van goederen bestemd is en door middel van zijn eigen mechanische middelen tot voortbeweging zelfstandig kan varen;
9. duwboot: een schip dat speciaal gebouwd is voor het voortbewegen van een duwstel;
11. duwbak: een schip dat gebouwd of specifiek uitgerust is om te worden geduwd;
19. hecht samenstel: een duwstel of een gekoppeld samenstel;
20. duwstel: een hecht samenstel van vaartuigen, waarvan er ten minste één geplaatst is vóór het schip of de twee schepen met motoraandrijving die dienen voor het voortbewegen van het samenstel en worden aangeduid als ‘duwboot’ of ‘duwboten’. Hieronder wordt ook een duwstel verstaan dat is samengesteld uit een duwend en een geduwd vaartuig waarvan de koppelingen een beheerst knikken mogelijk maken;
25. bemanning: de dekbemanning en de machinisten;
26. minimumbemanning: de voorgeschreven minimumbemanning overeenkomstig in de artikelen 3.14 tot 3.21 van dit reglement;
1. De bemanning en het veiligheidspersoneel die zich overeenkomstig het [Rpr] aan boord moeten bevinden van schepen die de Rijn bevaren, dienen in overeenstemming te zijn met de voorschriften van dit reglement. De voor de desbetreffende exploitatiewijze en vaartijd voorgeschreven bemanning en veiligheidspersoneel moeten zich tijdens de vaart voortdurend aan boord bevinden. Het is niet toegestaan zonder de voorgeschreven bemanning of zonder het veiligheidspersoneel te vertrekken. […]
Tot de leden van de bemanning behoren de dekbemanning en het machinekamerpersoneel. Leden van de dekbemanning zijn de deksman, de lichtmatroos (scheepsjongen), de matroos, de matroos-motordrijver, de volmatroos, de stuurman en de schipper. […]
De leden van de bemanning moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
2. voor de lichtmatroos (scheepsjongen): een minimumleeftijd van 15 jaar en het bezit van een schriftelijk bewijs van inschrijving bij een opleiding die bestaat uit het bezoekenvan een vakschool voor schippers of het volgen van een door de bevoegde autoriteit erkende, schriftelijke cursus die voor een gelijkwaardig diploma opleidt;
a. a) een minimumleeftijd van 17 jaar en
- een met goed gevolg afgeronde opleiding zoals genoemd in het tweede lid, of
- een met goed gevolg afgelegd eindexamen aan een vakschool voor schippers, of
- een met goed gevolg afgelegd, door een bevoegde autoriteit erkend examen voor matroos;
b) een minimumleeftijd van 19 jaar en
een vaartijd als lid van een dekbemanning van ten minste drie jaar hebben, waarvan ten minste één jaar in de binnenvaart en twee jaar hetzij in de binnenvaart, hetzij in de zee- of kustvaart dan wel de visserij vervuld moeten zijn;
a. a) een vaartijd van ten minste één jaar als matroos in de binnenvaart en
- een met goed gevolg afgeronde opleiding, zoals genoemd in het tweede lid, of
- een met goed gevolg afgelegd eindexamen aan een vakschool voor schippers, of
- een met goed gevolg afgelegd, door een bevoegde autoriteit erkend examen voor matroos,
b) een met goed gevolg afgesloten driejarige opleiding als bedoeld in het tweede lid of een met goed gevolg afgelegd eindexamen na een opleiding van ten minste 3 jaar aan een vakschool voor schippers, indien deze opleiding ten minste één jaar vaartijd in de binnenvaart omvat;
c) een vaartijd in de binnenvaart van ten minste één jaar als matroos, zoals bedoeld in het derde lid, onderdeel b, en een met goed gevolg afgelegd praktijkexamen als bedoeld in bijlage D7, onderdeel 3.1, van dit reglement;
d) een vaartijd in de binnenvaart van ten minste twee jaar als matroos, zoals bedoeld in het derde lid, onderdeel b;
a. a) een vaartijd in de binnenvaart van ten minste één jaar als volmatroos of van ten minste drie jaar als matroos, zoals bedoeld in het derde lid, onder b;
b) het bezit van een vaarbewijs, afgegeven overeenkomstig Richtlijn 96/50/EG, of van een vaarbewijs zo als bedoeld in bijlage I van Richtlijn 91/672/EEG;
c) een vaartijd in de binnenvaart van ten minste vier jaar en het bezit van een aan het grote patent gelijkwaardig vaarbevoegdheidsbewijs;
1. De minimumbemanning van hechte samenstellen en andere hechte samenstellingen bestaat uit:
2)De stuurman moet in het bezit zijn van het overeenkomstig dit reglement vereiste schipperspatent.
*) In dit artikel omvat het begrip ‘duwbak’ ook motorschepen zonder eigen in werking gestelde voortstuwingswerktuigen en sleepschepen. Bovendien is de volgende gelijkwaardigheid van toepassing: 1 duwbak = meerdere bakken met een totale lengte van niet meer dan 76,50 m en een totale breedte van niet meer dan 15 m.