ECLI:NL:RVS:2017:2517
Raad van State
- Hoger beroep
- G.T.J.M. Jurgens
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen aanwijzing als rijksmonument van een benzinestation met woning en reclamezuil in Enschede
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van een overledene tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 13 december 2016 het beroep van de erven ongegrond verklaarde. De zaak betreft de aanwijzing van een benzinestation met woning, pompeiland en reclamezuil, gelegen aan een specifieke locatie in Enschede, als rijksmonument door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dit besluit werd genomen op 29 september 2015, na advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid het complex als rijksmonument heeft kunnen aanwijzen.
De erven hebben in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in hun eerdere beroep bij de rechtbank. De rechtbank had deze gronden gemotiveerd weerlegd en geoordeeld dat het besluit van 12 mei 2016, waarin het bezwaar van de erven ongegrond werd verklaard, in rechte stand kan houden. In het hoger beroep hebben de erven niet aangetoond dat de overwegingen van de rechtbank onjuist zijn, en zij zijn ook niet ter zitting verschenen om hun gronden toe te lichten. Hierdoor kon het hoger beroep niet leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 september 2017.