ECLI:NL:RVS:2017:2517

Raad van State

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
20 september 2017
Zaaknummer
201700687/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen aanwijzing als rijksmonument van een benzinestation met woning en reclamezuil in Enschede

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van een overledene tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 13 december 2016 het beroep van de erven ongegrond verklaarde. De zaak betreft de aanwijzing van een benzinestation met woning, pompeiland en reclamezuil, gelegen aan een specifieke locatie in Enschede, als rijksmonument door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dit besluit werd genomen op 29 september 2015, na advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid het complex als rijksmonument heeft kunnen aanwijzen.

De erven hebben in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in hun eerdere beroep bij de rechtbank. De rechtbank had deze gronden gemotiveerd weerlegd en geoordeeld dat het besluit van 12 mei 2016, waarin het bezwaar van de erven ongegrond werd verklaard, in rechte stand kan houden. In het hoger beroep hebben de erven niet aangetoond dat de overwegingen van de rechtbank onjuist zijn, en zij zijn ook niet ter zitting verschenen om hun gronden toe te lichten. Hierdoor kon het hoger beroep niet leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 september 2017.

Uitspraak

201700687/1/A2.
Datum uitspraak: 20 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de erven van [overledene], wonend te Enschede,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 13 december 2016 in zaak nr. 16/1634 in het geding tussen:
de erven
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2015 heeft de minister het benzinestation met woning, pompeiland en reclamezuil, gelegen aan de [locatie] in Enschede (hierna: het complex), aangewezen als rijksmonument.
Bij besluit van 12 mei 2016 heeft de minister het door de erven daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 december 2016 heeft de rechtbank het door de erven daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de erven hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 augustus 2017, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. K. el Addouti, is verschenen.
Overwegingen
1.    De minister heeft op 26 september 2013 het Beschermingsprogramma Wederopbouw 1959-1965 vastgesteld. In dit aanwijzingsprogramma zijn 90 bouwwerken opgenomen die vanaf eind 2013 worden voorgedragen als rijksmonument. Het complex is opgenomen op deze lijst. De minister heeft bij het besluit van 29 september 2015, op voorstel van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en na advies te hebben ingewonnen van het college van burgemeester en wethouders van Enschede en de Raad voor Cultuur, het complex aangewezen als rijksmonument.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid het complex als rijksmonument heeft kunnen aanwijzen.
2.    Hetgeen de erven als gronden van hun hoger beroep aanvoeren, is een letterlijke herhaling van de gronden die zij in beroep bij de rechtbank hebben aangevoerd. De rechtbank heeft op de beroepsgronden beslist en deze gemotiveerd weerlegd, waarbij zij tot het oordeel is gekomen dat het besluit van 12 mei 2016 in rechte stand kan houden. De erven hebben in hoger beroep niet uiteengezet, dat en waarom de desbetreffende overwegingen onjuist zijn. Zij zijn evenmin ter zitting verschenen om de gronden van hun hoger beroep toe te lichten. Gelet hierop kan het aangevoerde niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Jurgens    w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2017
85-809.