201706908/2/A1.
Datum uitspraak: 20 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) hangende het hoger beroep van:
het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel Oost van de gemeente Amsterdam,
verzoeker,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2017 in zaak nr. 17/2986 in het geding tussen:
Porten Development B.V.
en
het algemeen bestuur.
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2016 heeft het algemeen bestuur geweigerd aan Porten Development een omgevingsvergunning te verlenen voor het wijzigen van het gebruik van Bedrijf naar Wonen op het perceel Zeeburgerpad 87 te Amsterdam (hierna: het perceel).
Bij besluit van 23 mei 2017 heeft het algemeen bestuur het door Porten Development daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 21 juli 2017 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door Porten Development daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 23 mei 2017 vernietigd, het besluit van 24 mei 2016 herroepen en het algemeen bestuur opgedragen binnen vier weken na de uitspraak aan Porten Development de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat het algemeen bestuur aan Porten Development een dwangsom van € 250,00 verbeurt voor elke dag waarmee het de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 25.000,00.
Tegen deze uitspraak heeft het algemeen bestuur hoger beroep ingesteld.
Het algemeen bestuur heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het algemeen bestuur en Porten Development hebben nadere stukken ingediend.
[belanghebbende], h.o.d.n. [bedrijf], is in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen en heeft een reactie ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 september 2017, waar het algemeen bestuur, vertegenwoordigd door mr. Y.H.M. Huisman en vergezeld van ing. H. Spierenburg, en Porten Development, vertegenwoordigd door mr. J. Sinnige, advocaat te Amsterdam, en vergezeld van ir. A.C.R. Kessen en F. Sinoo zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Op het perceel staat een bedrijfsgebouw met één bouwlaag. Porten Development heeft een koopoptie op dit bedrijfsgebouw. Het algemeen bestuur heeft bij besluit van 12 mei 2015 aan Porten Development een omgevingsvergunning verleend om op de plaats van dit bedrijfsgebouw een bedrijfsgebouw te bouwen met zeven bouwlagen. Dit besluit staat in rechte vast. Op 1 april 2016 heeft Porten Development een omgevingsvergunning gevraagd voor het gebruik van het vergunde bedrijfsgebouw ten behoeve van wonen (69,6%), bedrijven (15%) en parkeren (15,3%).
Het algemeen bestuur heeft bij besluit van 23 mei 2017 het besluit tot weigering van de gevraagde omgevingsvergunning van 24 mei 2016 in stand gelaten, omdat het aangevraagde gebruik in strijd is met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Cruquius" op het perceel rustende bestemming "Bedrijf - 2", het perceel binnen de geluidzone van het industrieterrein Cruquius ligt en het op dit gezoneerde industrieterrein gelegen bedrijf van [bedrijf] met milieucategorie 4.1 op een afstand van slechts 67 m van het voorziene gebouw staat, waar volgens de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering een richtafstand voor geluid van 100 m geldt. In het besluit van 23 mei 2017 staat verder dat het algemeen bestuur het in strijd met een goede ruimtelijke ordening acht om nieuwe gevoelige functies in het gebied toe te laten binnen een afstand van 100 m van het bedrijfsperceel van [bedrijf]. Daarbij is gewezen op de uitkomsten van een in opdracht van de gemeente Amsterdam in het kader van een lopende bestemmingsplanprocedure voor het gebied door DPA Cauberg-Huygen uitgevoerd akoestisch onderzoek naar onder meer de bedrijfssituatie van [bedrijf].
De rechtbank heeft het besluit van 23 mei 2017 vernietigd omdat het algemeen bestuur daarin niet aan de in haar uitspraak van 7 maart 2017 in zaak nr. 16/6797 gegeven opdracht heeft voldaan. De rechtbank overweegt daartoe dat het algemeen bestuur het door Porten Development overgelegde rapport van Peutz wel heeft benoemd in het nieuwe besluit op bezwaar, maar geen inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de conclusies van dat rapport en dat de rechtbank uit het rapport van Peutz begrijpt dat de toegestane geluidsnormen weliswaar in enkele woningen worden overschreden, maar dat dat met geluidsabsorberende maatregelen kan worden ondervangen, waarmee volgens Peutz in alle woningen een aanvaardbaar woon-en leefklimaat kan worden gerealiseerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat buiten het geluid de overige aspecten van een goede ruimtelijke ordening niet in geding zijn. Nu het algemeen bestuur niet inhoudelijk op het rapport van Peutz heeft gereageerd en de rechtbank van oordeel is dat dit rapport aan de daaraan te stellen eisen voldoet, gaat de rechtbank ervan uit dat woningbouw op deze locatie past binnen een goede ruimtelijke ordening. Hierin heeft de rechtbank aanleiding gezien om zelf in de zaak te voorzien en omdat zij niet zelf voorschriften aan een vergunning kan verbinden, het algemeen bestuur opgedragen binnen vier weken de gevraagde vergunning te verlenen.
3. Het verzoek van het algemeen bestuur strekt tot schorsing van de aangevallen uitspraak, voor zover daarin het algemeen bestuur is opgedragen om aan Porten Development de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen en het bij overschrijding van de daarvoor geboden termijn van vier weken dwangsommen verbeurt.
4. Het algemeen bestuur erkent op zich dat het ten onrechte de conclusies uit het geluidrapport van Peutz niet inhoudelijk bij het nemen van het besluit van 23 mei 2017 heeft betrokken en stelt op korte termijn een nieuw besluit op de omgevingsvergunningaanvraag van Porten Development te zullen nemen. Volgens het algemeen bestuur heeft de rechtbank echter ten onrechte opgedragen de gevraagde omgevingsvergunning aan Porten Development te verlenen. De rechtbank heeft aldus een veel te vergaande beslissing genomen die zich niet verdraagt met de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor een goede ruimtelijke ordening en niet onderkend dat het algemeen bestuur bij het nemen van een besluit op de aanvraag van Porten Development rekening dient te houden met alle betrokken belangen, waaronder ook de belangen van de nabij het perceel gevestigde bedrijven van [bedrijf] en Kapteijn Metaalrecycling B.V. Voorts heeft het algemeen bestuur gesteld een financieel belang te hebben bij de schorsing van de door de rechtbank geboden termijn van vier weken vanwege de opgelegde dwangsom bij overschrijding van deze termijn.
Porten Development heeft gesteld dat zij reeds kosten maakt in die zin dat zij een reserveringsvergoeding betaalt voor de koopoptie op het bestaande bedrijfsgebouw, maar dat zij in beginsel geen uitvoering zal geven aan haar plannen voor het perceel voordat de Afdeling uitspraak in de bodemprocedure heeft gedaan.
5. Uitgangspunt is dat rechterlijke uitspraken moeten worden uitgevoerd. Omdat de voorzieningenrechter op voorhand niet uitsluit dat de uitspraak van de rechtbank, voor zover zij zelf in de zaak heeft voorzien door het algemeen bestuur op te dragen binnen vier weken na de uitspraak aan Porten Development de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, in de bodemprocedure niet in stand blijft, ziet de voorzieningenrechter in dit geval evenwel aanleiding om het verzoek van het algemeen bestuur om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat aan de zijde van Porten Development geen zwaarwegende belangen zijn aangevoerd die zich daartegen verzetten.
6. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het algemeen bestuur geen gevolg hoeft te geven aan de mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2017, in zaak nr. 17/2986, voor zover daarin het algemeen bestuur is opgedragen aan Porten Development binnen vier weken na de uitspraak de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure, met dien verstande dat het algemeen bestuur binnen 8 weken na deze uitspraak een nieuw besluit neemt op de omgevingsvergunningaanvraag van Porten Development.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
voorzieningenrechter
w.g. Scholten-Hinloopen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2017
531-757.