ECLI:NL:RVS:2017:2506
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inreisverbod en terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij een inreisverbod is opgelegd aan een vreemdeling. Het terugkeerbesluit, dat op 2 januari 2015 is genomen en op 10 december 2015 is gewijzigd, verplicht de vreemdeling om Nederland en de Europese Unie onmiddellijk te verlaten. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 2 juni 2016 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het beroep tegen het terugkeerbesluit ongegrond verklaard. Zowel de staatssecretaris als de vreemdeling hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het incidenteel hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk is, omdat de artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing zijn op hoger beroep inzake een terugkeerbesluit of inreisverbod. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak geen vragen opgeworpen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. Daarom heeft de Raad van State besloten om de aangevallen uitspraak te bevestigen.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het hoger beroep. De totale kosten zijn vastgesteld op € 495,00, welke kosten geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 september 2017.