ECLI:NL:RVS:2017:2500

Raad van State

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
18 september 2017
Zaaknummer
201705223/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft een vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Pieters, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 31 mei 2017. De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenveroordeling in het geval van intrekking van het hoger beroep, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft gereageerd op het verzoek van de vreemdeling.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft de staatssecretaris de vreemdeling een document verleend waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, waardoor de vreemdeling tegemoet is gekomen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdeling als kennelijk gegrond beoordeeld en heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 495,00, alsook tot vergoeding van het griffierecht van € 250,00. De uitspraak is gedaan op 15 september 2017 door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.

Uitspraak

201705223/1/V1.
Datum uitspraak: 15 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb).
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Pieters, advocaat te Rijsbergen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 31 mei 2017 in zaak nr. 17/3286.
De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke reactie gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 88, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan, in geval van intrekking van het hoger beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb worden veroordeeld.
2.    De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken nadat de staatssecretaris haar een document heeft verleend als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt. Hiermee is de staatssecretaris de vreemdeling tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb.
3.    Het verzoek dient als kennelijk gegrond op na te melden wijze te worden toegewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
II.    gelast dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de vreemdeling het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2017
488.