201609996/1/A2.
Datum uitspraak: 13 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 november 2016 in zaak nr. 16/2682 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 10 januari 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [partner] over 2009 definitief vastgesteld op € 24.884,00 en een bedrag van € 821,00 aan teveel betaalde voorschotten van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 11 april 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [partner] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 november 2016 heeft de rechtbank het door [partner] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 augustus 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. F.B.A. Verbeek, advocaat te Nieuwegein en [gemachtigde], en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] en [partner] hebben in 2009 voor hun drie kinderen gebruik gemaakt van kinderopvang via [gastouderbureau]. De Belastingdienst/Toeslagen heeft ten behoeve van deze opvang voorschotten kinderopvangtoeslag aan [partner] verstrekt.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan het besluit op bezwaar van 11 april 2016 ten grondslag gelegd dat de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag over 2009 is vastgesteld op grond van de door [partner] ingezonden jaaropgaven en de definitief vastgestelde inkomens van haar en haar toeslagpartner [appellant]. Volledigheidshalve heeft de Belastingdienst/Toeslagen de tabel kinderopvangtoeslag, geldend van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2009 bijgevoegd, op grond waarvan kan worden opgemaakt welke de tegemoetkoming van het Rijk als percentage van de kosten van kinderopvang is in relatie tot het gezamenlijk toetingsinkomen.
2. In geschil is of de Belastingdienst/Toeslagen bij de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag over 2009 is uitgegaan van de juiste percentages van de kosten van kinderopvang.
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de percentages die gelden zijn opgenomen in het Besluit van 2 december 2008, Staatsblad 2008, nummer 518, dat is bekendgemaakt voordat het kinderopvangjaar 2009 begon en de Belastingdienst/Toeslagen met inachtneming daarvan het recht op kinderopvangtoeslag over 2009 op juiste wijze heeft vastgesteld.
3.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat ten tijde van het besluit van 16 april 2009, waarbij de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 heeft vastgesteld, de nieuwe percentages voor 2009 reeds bekend waren, terwijl uit dat besluit niet is af te leiden met welke percentages is gerekend.
3.2. De Wet kinderopvang (Wko), geldig ten tijde van belang, luidt:
Artikel 5
1. Een ouder heeft aanspraak op kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk […], indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van ene geregistreerd gastouderbureau.
Artikel 7
1. De hoogte van de kinderopvangtoeslag is afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die wordt bepaald door:
1o het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2ode voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3o de soort kinderopvang.
2. De uurprijs die bij de hoogte van kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen gaat een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag niet te boven. […]
3. De bedragen, bedoeld in het tweede lid, en de mate waarin het toetsingsinkomen van de ouder en, indien hij een partner heeft, dat van zijn partner een rol speelt bij de hoogte van de kinderopvangtoeslag, worden per 1 januari van ieder kalenderjaar bij regeling van Onze Minister herzien aan de hand van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen index ter zake van lonen of prijzen.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de hoogte en de berekeningswijze van de kinderopvangtoeslag, waarbij tevens tabellen worden vastgesteld, waaruit de relatie tussen de kosten van kinderopvang en de kinderopvangtoeslag kan worden afgelezen.
Artikel 8
1. Indien een ouder en diens partner tegenwoordige arbeid verrichten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a of b, wordt de kinderopvangtoeslag vermeerderd met een bedrag dat overeenkomt met een derde deel van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 7, eerste lid.
Het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in de kosten kinderopvang (hierna het Besluit kinderopvangtoeslag) luidt:
Artikel 8
1. Kinderopvangtoeslag wordt uitgedrukt in een percentage van de kosten van kinderopvang.
2. De percentages bedoeld in het eerste lid, worden vermeld in bijlage I.
3.3. Ingevolge artikel I van het Besluit van 2 december 2008, houdende wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met een correctie van de percentagetabellen kinderopvangtoeslag, in werking getreden op 1 januari 2009, wordt bijlage I, behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag vervangen door bijlage I behorende bij dit besluit. Blijkens de nota van toelichting (Stb. 2008, 518,
p. 5) strekt dit besluit tot een correctie van bijlage I, behorende bij het Besluit van 27 augustus 2008 houdende wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvangtoeslag in verband met aanpassingen van de maximumuurprijs en de inkomenstabellen. (Stb. 2008, 360). Reden van deze correctie is dat bij de totstandkoming van de percentagetabellen de daarin vervatte percentages zodanig zijn vastgesteld dat ouders het vaste derde deel van de werkgeversbijdrage (33,3%) tweemaal uitbetaald krijgen. Deze omissie is bij het Besluit van 2 december 2008 hersteld.
3.4. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de percentages die gelden voor de aanspraak op kinderopvangtoeslag over 2009 zijn opgenomen in voormeld Besluit van 2 december 2008. Nu dit besluit tijdig en op juiste wijze bekend is gemaakt, kan [appellant] niet worden gevolgd in zijn standpunt dat de Belastingdienst/Toeslagen had moeten uitgaan van de percentages opgenomen in bijlage I van het Besluit van 27 augustus 2008.
3.5. Voor zover [appellant] zich op het standpunt stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over 2009 heeft vastgesteld met toepassing van andere regels dan het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 en, gelet op het vertrouwensbeginsel, de kinderopvangtoeslag niet in redelijkheid op een lager bedrag had mogen worden vastgesteld, kan hij daarin niet worden gevolgd. Niet is gebleken dat de Belastingdienst/Toeslagen het recht op kinderopvangtoeslag over 2009 niet op juiste wijze overeenkomstig artikelen 5, 7 en 8 van de Wko en artikel 8 van het Besluit kinderopvangtoeslag heeft vastgesteld. Zoals door de Belastingdienst/Toeslagen ter zitting is bevestigd, is het verschil in de bedragen van het eerdere toegekende voorschot over 2009, het herziene voorschot en de definitieve vaststelling gelegen in een wijziging van gegevens waarop de berekening is gebaseerd. In het systeem van bevoorschotting wordt in beginsel uitgegaan van de door de aanvrager overgelegde gegevens. De controle op het recht op een toeslag vindt pas na afloop van het berekeningsjaar plaats. Eerst dan wordt de toeslag berekend en definitief vastgesteld. In dit systeem is uitgangspunt dat de aanvrager in het kader van de bevoorschotting zelf de juiste, voor het recht op toeslag relevante gegevens doorgeeft. Bij besluit van 16 april 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 vastgesteld op een bedrag van € 33.794,00. Bij de berekening van dit voorschot is uitgegaan van een gezamenlijk toetsingsinkomen van € 39.549,00 en door de aanvrager opgegeven opvanguren. Bij besluit van 31 december 2011 is het voorschot herzien naar € 25.705,00 naar aanleiding van door [partner] overgelegde jaaropgaven waaruit bleek dat het daadwerkelijk aantal afgenomen uren kinderopvang in 2009 lager was dan het aantal uren waarvoor de kinderopvangtoeslag was aangevraagd. Bij besluit van 10 januari 2012 is de kinderopvangtoeslag over 2009 definitief vastgesteld op € 24.884,00. Daarbij is uitgegaan van een daadwerkelijk toetsingsinkomen van € 48.687,00. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (in de uitspraak van 1 april 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH9242), vloeit uit artikel 16, eerste lid, gelezen in samenhang met het vierde (thans vijfde) lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, voort dat aan het verlenen van een voorschot niet het gerechtvaardigde vertrouwen kan worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat. 3.6. Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Soest-Ahlers
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2017
343.