201609325/1/R1.
Datum uitspraak: 6 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder,
en
de raad van de gemeente Noordoostpolder,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 oktober 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Kraggenburg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad, [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] hebben nadere stukken ingebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 augustus 2017, waar [appellant sub 1], in persoon van [appellant sub 1A], [appellanten sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door mr. K.H. de Jong en A. Klijnstra, bijgestaan door mr. J.H. van Keeken, advocaat te Putten, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor de kern Kraggenburg. Het plan is grotendeels consoliderend en maakt enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk. [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] wonen in de nabijheid van aan de Walstraat voorziene nieuwe woningen. Zij kunnen hier niet mee instemmen en voeren daarbij onder meer aan dat een speelweide voor kinderen verdwijnt, terwijl alternatieve locaties voor de woningen beschikbaar zijn met minder nadelige gevolgen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Ontvankelijkheid
3. De raad voert aan dat de beroepen van [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] niet rusten op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze voor zover het betreft onzorgvuldige en ondemocratische besluitvorming, geluidsoverlast, bodemverontreiniging, verkeersoverlast, het woon- en leefklimaat, planschade en alternatieve inbreidingslocaties.
3.1. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Dit betekent dat besluitonderdelen die in de zienswijze niet zijn bestreden en die ongewijzigd worden vastgesteld, in de beroepsfase niet alsnog kunnen worden bestreden. [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] hebben in hun zienswijze onder meer aangevoerd dat onvoldoende gewicht is toegekend aan het belang van een veilige speelplaats voor de kinderen in de buurt, zodat hun zienswijze betrekking heeft op het gehele plandeel voor de aan de Walstraat voorziene nieuwe woningen. Anders dan de raad kennelijk veronderstelt, beperkt de zienswijze zich niet tot een specifiek onderdeel van de planregeling voor de woningen aan de Walstraat. Gelet hierop kunnen [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] de door de raad genoemde beroepsgronden aanvoeren. Het verweer van de raad faalt.
Procedureel
4. [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] betogen dat in de periode voorafgaand aan het voorontwerp van het bestemmingsplan ten onrechte geen overleg met omwonenden heeft plaatsgevonden.
4.1. Het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van de in de Wro en het Bro geregelde bestemmingsplanprocedure. Het niet bieden van inspraak in deze fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan.
Inhoudelijk
5. [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] betogen dat de raad in strijd met een goede belangenafweging heeft voorzien in nieuwe woningen aan de Walstraat. Volgens hen is ten onrechte niet gekozen voor een van de alternatieve woningbouwlocaties. In dit verband brengen zij twee uitbreidingslocaties ten zuiden en ten westen van de kern Kraggenburg (hierna: de locaties Paauw en Penders) en drie inbreidingslocaties naar voren. Daarbij voeren zij aan dat de locatie aan de Walstraat in 2014 als een speelweide voor kinderen is ingericht terwijl in de omgeving geen veilige alternatieve speelweiden aanwezig zijn. Voorts achten zij de locatie aan de Walstraat minder geschikt voor woningbouw vanwege de daar bestaande geluidsbelasting en bodemverontreiniging. Verder betogen [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] dat de voorziene woningen aan de Walstraat leiden tot verkeersoverlast. Hierbij voeren zij aan dat de verkeerssituatie aan de Walstraat thans reeds problematisch is. Door parkerende auto's blijft slechts een enkele rijbaan over. Ook betogen [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] dat het plan leidt tot waardedaling van hun woningen.
5.1. Gelet op de plantoelichting bestaat in de kern Kraggenburg behoefte aan nieuwe woningen. Ten aanzien van de locatie voor nieuwe woningbouw dient de raad een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
De raad heeft toegelicht dat de voorkeur in beginsel uitgaat naar de uitbreidingslocaties Paauw en Penders. Er bestaat evenwel geen zicht op de ontwikkeling van woningen ter plaatse binnen een redelijke termijn. Dit heeft onder meer te maken met planeconomische afspraken, programmering, eigendomsverhoudingen, milieutechnische onderzoeksverplichtingen, infrastructuur en de ladder voor duurzame verstedelijking als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Om toch binnen afzienbare tijd gedeeltelijk te voorzien in de behoefte aan nieuwe woningen, heeft de raad een aantal inbreidingslocaties in kaart gebracht en afgewogen.
De raad heeft gemotiveerd bestreden dat de drie door [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] genoemde alternatieve inbreidingslocaties geschikter zijn dan de gekozen locatie aan de Walstraat. Zolang alternatieve locaties voor handen zijn, houdt de raad de locatie aan de Brink graag open gelet op de stedenbouwkundige functie van een open plein in het centrum van de kern Kraggenburg. Voorts is de locatie 'Zijbrink', gelet op de wens om het straatbeeld in de Voorstraat te behouden, te smal om voortuinen en parkeerplaatsen te realiseren. Verder acht de raad woningbouw op de laatste door [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] genoemde locatie niet zonder meer mogelijk omdat ter plaatse een wadi met een waterhuishoudkundige functie ligt.
Het nadeel van woningbouw op de locatie aan de Walstraat is dat de daarbij betrokken gronden niet meer als speelweide kunnen worden gebruikt. Ten aanzien daarvan overweegt de Afdeling dat de gronden in het voorheen geldende bestemmingsplan niet voor het gebruik als speelweide waren bestemd, maar deels voor het stallen van woonwagens en deels voor bos. Voorts heeft de raad toegelicht dat de woonbuurt ruim is opgezet en in voldoende alternatieve speellocaties voorziet.
5.2. Voor zover [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] hebben aangevoerd dat de gronden aan de Walstraat verontreinigd zijn, overweegt de Afdeling als volgt. De noodzaak van sanering van verontreinigde locaties en de wijze waarop deze sanering moet worden uitgevoerd, zijn geregeld in afzonderlijke wetgeving met eigen procedures, die thans niet ter beoordeling staan. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de aanwezige bodemverontreiniging aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Bij de totstandkoming van het plan is onderzoek verricht naar de bodemgesteldheid van de locatie aan de Walstraat. Het resultaat is neergelegd in het onderzoek van EcoReest van 28 juli 2015. Hierin wordt geconcludeerd dat weliswaar enige bodemverontreiniging aanwezig is, maar dat dit geen aanleiding vormt tot nader onderzoek en geen milieuhygiënische belemmering is voor de toekomstige bestemming van het terrein. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanwezige bodemverontreiniging niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
5.3. Bij de totstandkoming van het plan is onderzoek verricht naar de geluidsbelasting ter plaatse van de locatie aan de Walstraat. Het resultaat is neergelegd in het onderzoek van BVA Verkeersadviezen uit augustus 2016. Hierin wordt geconcludeerd dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit artikel 82, eerste lid, van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) met 5 dB wordt overschreden. Gelet op de plantoelichting heeft het college van burgemeester en wethouders hiervoor een besluit hogere waarden van 53 dB vastgesteld. In aanmerking genomen dat ingevolge artikel 83, tweede lid, van de Wgh maximaal een hogere waarde van 63 dB kan worden vastgesteld, wordt de voorkeursgrenswaarde slechts in beperkte mate overschreden. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd is.
5.4. Ten aanzien van de verkeerssituatie stelt de Afdeling vast dat het plan ter hoogte van het plangebied in een verkeersbestemming van 9 m breed voorziet. Voorts heeft de raad toegelicht dat voor de hoekwoningen op eigen terrein kan worden geparkeerd. Voor de overige woningen zullen parkeerplaatsen langs de Walstraat worden gerealiseerd. Gelet hierop bestaat in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat het plan leidt tot onaanvaardbare verkeersoverlast vanwege een tekort aan parkeerplaatsen.
5.5. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.
5.6. Gelet op het vorenstaande heeft de raad in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan het belang bij woningbouw aan de Walstraat dan aan de door [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] genoemde belangen bij de keuze voor een alternatieve locatie. Het betoog faalt.
6. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.
w.g. Uylenburg w.g. Hupkes
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2017
635.