ECLI:NL:RVS:2017:2282

Raad van State

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
23 augustus 2017
Zaaknummer
201606125/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen inreisverbod van vreemdeling door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 27 juli 2016. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling tegen een inreisverbod, dat op 27 augustus 2015 door de staatssecretaris was uitgevaardigd, gegrond verklaard en het besluit vernietigd. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.M. Weber, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag over het toetsingskader en het begrip 'gevaar voor de openbare orde' behandeld in eerdere uitspraken. De Afdeling concludeert dat de grief van de staatssecretaris niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 495,00 worden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 22 augustus 2017.

Uitspraak

201606125/1/V1.
Datum uitspraak: 22 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 27 juli 2016 in zaak nr. 15/17269 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 27 augustus 2015 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een inreisverbod tegen de vreemdeling uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 27 juli 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep, voor zover gericht tegen het inreisverbod, gegrond verklaard en dat besluit in zoverre vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.M. Weber, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in het hogerberoepschrift opgeworpen rechtsvraag over het toetsingskader en het begrip 'gevaar voor de openbare orde' heeft de Afdeling bij uitspraken van 4 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1725 en ECLI:NL:RVS:2017:1822, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraken, waarbij de Afdeling blijft en waaraan de grief niet afdoet, vloeit voort dat de grief niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
3.    De staatssecretaris moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. De Vink
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2017
154-826.