201701356/1/R3.
Datum uitspraak: 23 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Gieten, gemeente Aa en Hunze,
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 augustus 2016 heeft het college het werkplan "Grondwerkzaamheden park Tersluis, woongebieden Klein Harkstede en Sluis Oost" goedgekeurd.
Bij besluit van 10 januari 2017 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] en GEM Meerstad CV hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 april 2017, waar [appellante], vertegenwoordigd door dr. S. Zeldenrust, bijgestaan door mr. M.B.W. Litjens, advocaat te Zuidwolde, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. van der Burgh en R.G.W. van der Zwaag, zijn verschenen.
Voorts is GEM Meerstad CV, vertegenwoordigd door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Bij besluit van 14 december 2010 heeft het college aan GEM Meerstad CV vergunning verleend voor het ontgronden van (gedeelten van) percelen in de gemeente Groningen en Slochteren. Het besluit heeft betrekking op een ontgronding van ongeveer 600 hectare ten behoeve van de realisatie van een meer. Dit meer is onderdeel van het project Meerstad, dat naast een meer voorziet in woningen, een bedrijventerrein, groen en natuur in een gebied dat ligt tussen Groningen en Slochteren.
Het werkplan heeft betrekking op een deel van het meer in het project Meerstad.
[appellante] vreest dat het deel van het te winnen zand dat wordt geplaatst in het gronddepot waarin het werkplan voorziet, niet binnen het project Meerstad zal worden verwerkt, maar buiten het project Meerstad zal worden afgezet. Zij vreest de gevolgen voor haar concurrentiepositie.
Belanghebbendheid
2. GEM Meerstad CV betoogt dat [appellante] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. Volgens GEM Meerstad CV is [appellante] niet werkzaam in hetzelfde marktsegment binnen hetzelfde verzorgingsgebied, omdat GEM Meerstad CV gebiedsontwikkelaar is terwijl [appellante] zandhandelaar is. [appellante] kan evenmin zand leveren voor het plangebied, omdat het zand volgens vergunningvoorschrift 2, derde bolletje, van de ontgrondingsvergunning bij voorkeur hydraulisch wordt aangevoerd, aldus GEM Meerstad CV.
2.1. Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht luidt: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 28 maart 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BW0175) is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit belanghebbende. Daarvoor is van belang of [appellante] in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied werkzaam is als GEM Meerstad CV. GEM Meerstad CV realiseert in het kader van het project Meerstad een meer en gebruikt het vrijkomende materiaal om woongebieden op te hogen en infrastructuur aan te leggen. [appellante] is exploitante van een zandwinning. Haar activiteiten hebben onder meer betrekking op de levering van ophoogzand. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat zij in hetzelfde marktsegment werkzaam is als GEM Meerstad CV. Volgens [appellante] wordt ophoogzand op een afstand van ongeveer 20 kilometer van de zandwinlocatie afgezet. De locatie van [appellante] is op ongeveer 14 kilometer van het projectgebied gelegen. Gelet op de afstand waarop de locatie van [appellante] is gelegen ten opzichte van het projectgebied, acht de Afdeling het niet uitgesloten dat [appellante] in hetzelfde verzorgingsgebied werkzaam is als GEM Meerstad CV. [appellante] is derhalve belanghebbende bij het bestreden besluit.
3. [appellante] heeft tegen het besluit op bezwaar verschillende beroepsgronden naar voren gebracht.
4. GEM Meerstad CV betoogt dat [appellante] geen procesbelang heeft, omdat het werkplan niet voorziet in afzet van zand buiten het plangebied.
4.1. De Afdeling overweegt dat [appellante] aan haar beroep ten grondslag heeft gelegd dat mogelijk zand buiten het projectgebied van Meerstad zal worden afgezet, waardoor zij in haar concurrentiebelang wordt geschaad. De Afdeling stelt echter vast dat het werkplan niet voorziet in afzet van zand buiten het projectgebied van Meerstad. Gelet hierop heeft [appellante] naar het oordeel van de Afdeling geen belang bij beoordeling van haar beroep.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2017
433.